Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Evolutie, ja, maar wat geloof je dan? #Lazarustour

Deel:

We beginnen alvast online met onze Lazarus 7keer7 tour 2017 en praten over een paar weken graag offline met je verder. Vandaag deel 1: ‘Evolutie, ja, maar wat geloof je dan?’ Reinier doet een voorzet. 

Ik herinner me niet dat ik ooit geloofd heb in een zesdaagse schepping. Misschien als kind. Maar voor een kind is alles letterlijk en niets letterlijk tegelijk. Je denkt gewoon niet na over de vraag hoe-het-dan-precies-is-gegaan.

Daar komt bij dat ik in de gereformeerd-vrijgemaakte traditie ben opgegroeid, en daar is altijd ruimte geweest voor andere visies. Op mijn gereformeerd-vrijgemaakte basisschool werd al gewaarschuwd voor biblicisme: een al te letterlijk lezen van de Bijbel, en ik herinner me dat de juf van groep 5 of 6 op de muur een grote tijdlijn van de wereldgeschiedenis op de muur had geplakt (begin jaren 80) die begon met een vraagteken en daarna ‘10.000 v.Chr.’ en zo verder tot ‘nu’. Ze wist niet precies hoe oud de aarde was, maar zeker ouder dan de 6.000 jaar die de biblicisten claimen.

Op de gereformeerd-vrijgemaakte middelbare school werd ik bevriend met een al even grote nerd als ikzelf en hoorden we via-via over creationisme. Daar werd wat afstandelijk over gesproken. Mijn vader, zelf natuurkunde-docent, zag het als een importproduct, vergelijkbaar met hamburgers: fastfood voor de hongerige geest, maar iets wat niet beklijft.
En inderdaad, zodra de evolutietheorie opkwam hebben gereformeerde denkers een wat dubbelzinnige, zoekende positie getoond (Kuijper en Bavinck wezen het zeker niet af) en de soms felle afwijzingen volgden pas nadat ideeën uit het Amerikaanse fundamentalisme waren geïmporteerd (lees: nadat de evangelische beweging in de jaren 50 hier opkwam).

Ik herinner me dat ik met die vriend een lange briefwisseling onderhield waarin we (ja, met pen en papier) discussieerden over de evolutietheorie. Ik nam, als vorm van spel, de positie in van de creationist, hij die van de gelovige evolutionist. Hij won glansrijk.
In mijn debuut Jutten aarzel ik nog wat, merk ik als ik het teruglees, en je vind er een paar sporen terug van intelligent design-denkbeelden. Later, toen ik er een meter boeken over had gelezen, en vooral toen ik prof. dr. Cees Dekker er uitvoerig had gesproken, werd ik ondubbelzinnig christen-evolutionist.

Het is niet of-of, ik ben een combinatie

God and science! Via @jblum_julie pic.twitter.com/WuDJvN7qvv

— Unvirtuous Abbey (@UnvirtuousAbbey) 20 februari 2017

Het zijn vooral de beide uitersten in de discussie (de drammerige creationisten versus de drammerige atheïsten) die doen alsof het of-of is. Het is net de politiek. Soms denk je ook dat alles Geert Wilders versus Sunny Bergman is. Maar nee, bijna iedereen zit er ergens tussenin. Dat of-of is begonnen bij een paar chagrijnige atheïsten in de 19e eeuw: zij zagen in de evolutietheorie de dood van de religies. Creationisten waren enorm van dat of-of onder de indruk, hadden er geen intellectueel verweer tegen, en namen dat over.

Met desastreuze gevolgen. Er groeien miljoenen kinderen op die daardoor schitterende ontdekkingen over Gods natuur mislopen (bij een creationistische opvoeding) of elk religieus commitment minachten (bij een atheïstische opvoeding).

Ik heb bijvoorbeeld diverse jongeren gesproken die op de biblebelt opgroeiden, daar de flauwekul van een krantje als Weet! moesten slikken, maar vervolgens gingen studeren en daar de volstrekt overtuigende bewijzen voor evolutie zagen. Omdat hen altijd was wijsgemaakt dat het of-of is, zetten ze dat af tegen de argumenten voor hun Godsgeloof, en die waren natuurlijk minder tastbaar; het is tenslotte ‘geloof’. Dus bleef de evolutie en ging het geloof overboord. Zo zijn de creationisten medeplichtig aan de secularisatie: de duizenden die door de achterdeur verdwenen en de duizenden die nooit door de voordeur kwamen.

De weergave van deze video vereist jouw toestemming voor social media cookies.

Toestemmingen aanpassen

Letterlijk lezen hoeft niet

Het kan anders. Het hoeft nauwelijks consequenties voor je geloof te hebben, als je de evolutietheorie tot je laat doordringen. Het is gewoon een theorie over hoe soorten zich ontwikkelen. Punt. Zoals er duizenden theorieën zijn over hoe iets werkt. Als ik leer hoe cellen zich splitsen, wankelt mijn geloof ook niet, evenmin als ik hoe de zwaartekracht in elkaar zit, enzovoorts. Een wetenschappelijke theorie vertelt mij gewoon hoe de werkelijkheid hoogstwaarschijnlijk functioneert. Het is een misverstand over de reikwijdte van wetenschappelijke theorieën, als dat een bedreiging is voor je geloof.

Simpel gezegd: theologie en filosofie gaat over waarom, wetenschap gaat over hoe.

Er is in het christendom altijd discussie geweest over hoe de schepping precies werkte. Augustinus en later ook veel middeleeuwse denkers veronderstelden dat het in een split second gebeurde en dat de structuur van zes dagen later door de schrijvers was toegevoegd om het begrijpelijk te maken, zoals God in de Bijbel ook handen, voeten en dergelijke heeft. Toch gelooft niemand dat je dit letterlijk moet lezen.

Er is geen discussie over dat we geschapen zijn, wel over hoe precies. Dat past bij de meeste intern-christelijke debatten: er is geen discussie over dat Christus is gestorven en opgestaan, wel over hoe precies en wat het betekent, enzovoorts. De verschillende interpretaties gaan in golven. Een tijdje is inderdaad de ‘echt letterlijk zes dagen’-lezing populair geweest, je merkt nu dat dit creationisme zijn slechtere dagen heeft.

Dat komt omdat de overgang voor de meeste christenen niet zo groot is. De evolutietheorie heeft in het dagelijkse leven weinig invloed. Dat kun je al merken als je je simpelweg afvraagt waar je deze theorie vandaag bent tegengekomen. Waarschijnlijk nergens. Hooguit in een stukje in de krant. Intussen ben je wel de resultaten van duizenden andere theorieën tegenkomen en heb je die gebruikt: alleen al toen je incheckte in het openbaar vervoer kwamen daar de gevolgen van tientallen wetenschappelijke ontdekkingen in mee.

Ook hoeven christenen nauwelijks de Bijbel anders te lezen. Ik noemde al dat we sowieso talloze teksten figuurlijk lazen. Niemand leest Hooglied letterlijk, de gelijkenissen, de profeten, de psalmen, de duizenden metaforen. Iedereen beseft dat dit beelden zijn die voor iets anders staan. God is niet letterlijk een rots, dat is alleen een beeld om iets duidelijk te maken.

Voor de meeste christenen betekent het accepteren van de evolutietheorie weinig anders dan dat ze nóg een bladzijde in de Bijbel figuurlijk gaan lezen. Verder heeft het geen enkele merkbare invloed op hun leven.

Schepping is waar je op stuit als je maar blijft doorvragen

Snel daarom door naar de betekenis van het geloven in een Schepper en een schepping, want dat is vele malen interessanter en belangrijker. Het gaat om het dát, niet om het hoe.

De ‘leer van de schepping’, zoals het keurig in de dogmatiek heet, doet denken aan het waarom dat kleine kinderen vragen, en wat veel volwassenen zijn vergeten, behalve als ze wetenschappelijk of filosofisch zijn ingesteld. Een kind kan aan een ouder eindeloos waarom vragen. Uiteindelijk zegt de ouder gefrustreerd: daarom!

Welnu, ‘de leer van de schepping’ gaat over die laatste waarom, vlak voor het daarom. Het daarom, dat is God. Het laatste waarom, dat is de schepping.

Schepping is waar je op stuit als je maar blijft doorvragen. Het gaat over de finale antwoorden. De antwoorden-waarachter-geen-antwoorden-meer-zijn. Niet over een debat-op-de-vierkante-millimeter over of het nu in zes dagen was en of ‘dagen’ misschien ‘duizend jaar’ betekent, of zoiets. Het gaat over kwesties als: wat draagt deze werkelijkheid? Wat zit overal achter? Wat is de zin van dit leven? Vooral daar, bij die laatste vraag, want de zin van je leven is, daar wordt het spannend en relevant.

Geloven dat alles geschapen is, betekent in de praktijk: geef nooit op

Op die ‘ste’-vragen (wat het grootste, laatste, eerste enzovoorts is) worden diverse antwoorden gegeven. De een zegt dat je uiteindelijk op niets stuit. Op toeval. Op een lot. Een ander zegt dat je er niets over kunt zeggen – wat in zichzelf al een gigantische uitspraak is. In dit grote debat over de ‘ste’-vragen, dat we wereldwijd en sinds mensenheugenis voeren, zeggen de meeste religieuzen: uiteindelijk stuit je op een Schepper.

Daarin merk je al meteen hoe direct relevant het kan zijn in je dagelijkse leven, om te geloven in een schepping. In elke ervaring kun je voortaan zeggen: als ik lang genoeg doorvraag, kom ik uit bij een Schepper. Als ik lang genoeg doorgraaft, stuit ik op God. Als je lang genoeg doorzoekt, vind ik een Oneindige Liefde.

Dat betekent niet dat alles dan liefdevol is, of van God komt. Ook niet dat het ‘uiteindelijk’ van God komt, wat daar ook mee bedoeld mag worden. Geloven in een schepping is wel een uitnodiging (geen opdracht) om in elke situatie, hoe complex en doods ook, te zoeken naar een bron van het goede. Niets en niemand is volledig slecht of verloren. Overal zijn sporen te vinden die zich kunnen ontvouwen tot nieuw leven.

Geloven dat alles geschapen is, betekent in de praktijk: geef nooit op. Overal zijn beginnetjes van het goede te vinden. In elke situatie is hoop te ontdekken. Er bestaan geen hopeloze gevallen.

Jezus is de oerstructuur

Het kan hierbij helpen over Jezus na te denken. De kern van het christendom is dat Jezus de beste informatie biedt over God. Ik zeg het misschien wat vervreemdend, maar ik formuleer het zo om zo veel mogelijk ‘soorten’ christenen in te sluiten. Wat mij betreft zeg ik hetzelfde als bijvoorbeeld dat Jezus ‘Gods enige zoon’ is en ‘Woord van God’.

Wat ik bedoel dat het christendom staat of valt bij de overtuiging dat je nergens zo diep in de geheimen van God kijkt als bij Jezus. Veel religies geloven in een enkele God of tenminste in een Schepper, met misschien nog een hele reeks afstammende goden en godinnen. In dat geloof dat God alles draagt vinden moslims, joden, christenen en hindoes elkaar en nog tientallen kleinere religies – een overgrote meerderheid van de mensheid momenteel zelfs.
Wat christenen in dit grote debat over de laatste vragen vooral onderscheidt, is dat ze Jezus zien als de een soort ‘wormgat’ naar de hemel, een soort ‘telescoop’ naar God. Al deze religies hebben een situatie of persoon waar de Schepper het meest nabij is, een ‘Jezus’ dus, en de ‘Jezus’ van christenen is, nou ja, Jezus dus.

Deze basisovertuiging, dat God nergens zo nabij is als bij Jezus, kan veel ideeën ontsluiten. Het betekent in de praktijk dat als je waarom vraagt, je al vrij vroeg stuit op het antwoord: Jezus. De levensgeschiedenis van Jezus bevat beslissende clous voor hoe je de grootste vragen benadert. Daarom werd hij al meteen ‘Woord’ en ‘Wijsheid’ genoemd: verstrekkende begrippen, die je om de gevoelswaarde van destijds te merken, ook kunt vertalen als: ‘oerstructuur’. Jezus is de oerstructuur.

Het helpt om je concreet voor te stellen dat Jezus erbij was, bij de schepping. Hoe zou hij zich hebben opgesteld? Wat zou hij ervan hebben gevonden? Wat zou hij het liefste hebben geschapen?

Zo’n speelse fantasie ligt dicht bij het christelijke geloof in een Drie-eenheid. God manifesteert zich op diverse manieren, die je tot drie oervormen kunt terugbrengen: creëren, voorgaan, herstellen. Dat is Vader, Zoon en Geest. Anderen zullen weer andere werkwoorden noemen: dragen, ontmoeten, inspireren, bijvoorbeeld. De ‘leer van de Drie-eenheid’ is altijd een uitnodiging geweest om gul over God te spreken en een grote veelheid aan verschijnselen met hem in contact te brengen.

Concreet betekent het dat je bij Jezus iets kunt ontdekken over de diepste redenen van het bestaan. Ging hij liefdevol met mensen om – is liefde dan waar we uit voortkomen? Was hij open voor alle soorten mensen – zijn alle mensen waardevol en bedoeld? Werd hij gekruisigd en stond hij op – hoort het proces van sterven en vernieuwen misschien bij het leven zelf?

Wie ben ik en wat is de zin van mijn leven?

Ik noemde zojuist in het rijtje vragen waarover de ‘scheppingsleer’ gaat, bewust niet de vraag: waar kom ik vandaan? Dat is wel degelijk een vraag waar mensen mee kunnen worstelen: denk aan al die afleveringen van Spoorloos, waar geadopteerde kinderen zoeken naar hun ouders. Expats en immigranten kunnen zich ontworteld voelen: veel van de huidige problemen met immigratie komen door ons verlangen naar roots en het gemis aan antwoorden daarop.

En soms stellen we ook wel vragen die verder gaan. Waar je ouders dan vandaan komen, en waar zij, enzovoorts. De grote feesten in samenlevingen vieren vaak lang vervlogen gebeurtenissen en helden, die toch op de een of andere manier vandaag nog inspireren. History Channel en National Geographic blijven maar eindeloos de series over Hitler uitzenden, omdat we ons aan die geschiedenis blijven spiegelen. En bij speciaalbiertjes – of welk merk dan ook waar authenticiteit een rol speelt – wordt ook telkens het ontstaan verteld, en hoe ouder hoe beter.

Soms gaan de vragen en antwoorden nog verder terug. Dan worden bepaalde vrouwelijke trekken verklaard uit het het (overigens op zichzelf twijfelachtige) feit dat zij vooral de verzamelaars zouden zijn geweest, en bepaalde mannelijke trekken uit dat zij vooral de jagers waren (al even twijfelachtig). Of nog verder terug, dat we als homo sapiens een soort combinatie lijken van chimpansee-achtige voorouders en bonobo-achtige voorouders.

(Even tussen haakjes terugkerend waar ik begon: nee, we stammen niet af van de ‘apen’, omdat toen onze tak zich afsplitste er nog geen ‘apen’ waren, maar alleen voorouders daarvan. Vaak wordt daar in creationistische kring wat schamper over gedaan: het zou vernederend zijn van de ‘apen’ af te stammen. Dat snap ik niet. De aap-achtigen zijn prachtige dieren: het lijken me waardige voorouders, zeker als je beseft dat er nog twee miljoen jaar evolutie is gevolgd. Bovendien zegt Genesis dat we uit het ‘stof’ zijn gemaakt: ook waar, maar dat is bepaald geen verheffende voorouder.)

Mijn punt is dat al dat vragen naar je afkomst, onderdeel is van een grotere vraag: wie ben ik en wat is de zin van mijn leven?

Dat merk je al bij immigranten: zij stellen de vraag naar hun afkomst alleen om te begrijpen hoe zij nu in het leven kunnen staan en wie zij hier zijn. Je afkomst levert daar geen uitputtend antwoord op, maar kan daarin wel beslissend zijn. Het is een van onze bronnen van identiteit. Daarom moet het bij de ‘leer van de schepping’ uiteindelijk altijd gaan over: de zin van het leven, van jouw leven, hier en nu. Daarom dat nu.

God is geen mannetje in een of andere lege ruimte

Geloven dat je geschapen bent, betekent dat je je voorstelt dat God ooit alles was. Hij vulde alle werkelijkheden. Stel je God in elk geval niet voor als een mannetje in een of andere lege ruimte. Hij was alles wat er was en meer was er niet. Je kunt je een sprankelend, zacht licht voorstellen dat eindeloos doorgaat. Een eeuwige oceaan van bruisend en genoeglijk water.

En toen maakte God ruimte in zichzelf. Dat is schepping: ruimte maken in jezelf. Een begrip uit de Joodse mystiek, zimzum (ook wel gespeld als tsim tsum) drukt dit uit en veel christelijke theologen hebben dat sindsdien overgenomen. Je opent jezelf en daar ontstaat iets nieuws, iets anders, iets tegenovers. Ik stel me voor dat in dat in dat eindeloze licht ergens een wat donkerder bolletje groeit: de oerknal, ons heelal, wij. Een belletje, ergens in die eeuwige oceaan. En misschien wel miljarden belletjes: miljarden heelallen en nieuwe werkelijkheden, allemaal uniek.

Dus weer: God is niet een mannetje in een heelal. Het is precies andersom: het heelal is een belletje ergens in God.

De ‘leer van de schepping’ stelt de vraag waarom God zoiets eigenlijk zou doen. God was volmaakt en vulde alles. Als hij iets nieuws zou maken, zou dat per definitie onvolmaakt zijn. Waarom zoveel onrust, zoeken, misschien wel tragiek en dood voortbrengen?

Gedacht vanuit Gods volmaaktheid, kan dit geen foutje zijn, laat staan kwaadaardige opzet. Het moet voortkomen uit zijn liefde. Een mogelijk antwoord is dat de hoeveelheid lijden en de risico’s daarop niet in de schaduw kunnen staan van de hoeveelheid plezier en de kansen op leven. God wilde het geluk dat hij in zichzelf had (of met elkaar, gedacht vanuit de Drie-eenheid) vermenigvuldigen en delen, en creëerde daartoe wezens. Daarbij hoorde onvermijdelijk onvolmaaktheid, maar dat zou er niet tegenop kunnen wegen. De liefde, het plezier, het geluk zou altijd meer zijn.

Een beeld dat Augustinus hierbij gebruikte is dat God overstroomde van liefde en zo de werkelijkheid maakte: als mogelijkheid om nog meer ruimte te geven aan zijn liefde. Hij had niets nodig, hij ‘moest’ ook niets, maar vanuit een spontaan plezier en een diepe gulheid schiep hij dit heelal – en misschien dus nog wel miljarden andere.

We zijn hier om te bloeien

Een clou moet liggen in ons ‘anders-zijn’. God wilde iets voortbrengen dat niet hemzelf al was. God zelf was alles al. Dan moet de zin van ons bestaan liggen in het feit dat wij niet God zelf zijn, maar anders dan God zijn. Daarover kun je verder denken. Wat is er zo bijzonder aan ‘anders-zijn’? Iemand die anders dan jij is, verrast je bijvoorbeeld. Gaat met je in gesprek. Moet je voor je winnen, overtuigen, verleiden. Een ander is een avontuur.

Daarin kun je allemaal redenen zien voor ons bestaan. Ik ben zelf geneigd het zo dicht mogelijk bij dat ‘anders-zijn’ te houden. De zin van ons bestaan is onszelf te ontdekken, onszelf te worden. De zin van ons bestaan is zo diep mogelijk te leven. De zin van ons bestaan is te bloeien.

Dat ene woord vat samen hoe ik erover denk. Daarin laat ik me vormen door de geschiedenis van Jezus, die – zoals gezegd, denk ik – een toegang is tot de diepste werkelijkheden. Ik zie hoe mensen opbloeiden in de buurt van Jezus. Dat gebeurt in elk verhaal, elk van de zo’n 140 die we hebben over zijn leven. Mensen gaan meer leven. Mensen worden vrij. Mensen worden zichzelf. Als dat iets zegt over God, is dat dit blijkbaar de bedoeling is. Daarom zijn we hier.

Jezus vraagt iedereen die we ontmoeten lief te hebben als onszelf. Dat is andere taal voor: bloei en laat bloeien. Dat is de zin van je leven: bloeien en te laten bloeien.

Het leven in al zijn kloterigheid en schoonheid ontdekken

Kwaad is: verdorren en te laten verdorren. Je bent hier op aarde om het leven in al zijn kloterigheid, volheid, rijkdom en schoonheid te ontdekken, onderzoeken, ervaren, verspreiden.

Je bent hier om situaties te scheppen waarin jijzelf en anderen voller kunnen leven. Overal waar jijzelf vrijer wordt of anderen helpt vrijer te worden, overal waar jijzelf gelukkiger wordt of anderen helpt gelukkiger te worden, enzovoorts, daar leef je volgens je bedoeling, en daar heb je God, de Schepper, lief.

Dat betekent het om te geloven dat je geschapen bent: dat als je doorvraagt en doorzoekt, je uiteindelijk niet stuit op leegte, op zinloosheid, op niets, maar op een eeuwige, liefdevolle God. Elke situatie bevat daarom zaadjes voor schoonheid, goedheid, waarheid. Elk leven is daarom waardevol. En jij bent hier om die grote waarde van het leven te vieren, te onderzoeken, te koesteren, te verzorgen en door te geven.


Evolutie & schepping tijdens de Lazarus 7keer7 tour

Wil je hier meer over weten? Tijdens de Lazarus 7keer7 tour besteden we een avond aan dit onderwerp en gaan we er met deskundige sprekers op door. Blijf op de hoogte en meld je hier aan.  


Meer lezen over dit onderwerp?

  • Buiten Nederland is BioLogos the place to be: een actieve website vol intelligente, gelovige teksten over wetenschap.

Geschreven door

Reinier Sonneveld

--:--