Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Tomáš Halík: ‘Mijn God is de gewonde God’

In zijn nieuwste boek Raak de wonden aan laat de Tjechische priester Tomáš Halík zich inspireren door het verhaal van de ongelovige apostel Thomas. Lees alvast dit geweldige fragment. 

Deel:

Al jarenlang bestudeer ik met waardering en openheid de meest uiteenlopende religies. Ik heb door een deel van de wereld gereisd en wat ik heb gezien en geleerd, staat mij niet toe om vast te houden aan de simpele logica van het ‘óf-óf ’ (als twee mensen een verschillende mening hebben, moet ten minste een van hen zich vergissen). Als iemand ergens anders over denkt of spreekt dan ik, weet ik dat dit gewoon kan komen doordat hij hiernaar kijkt vanuit een ander standpunt, een ander perspectief, een andere traditie of een andere ervaring, doordat hij zich in een andere ‘taal’ uitdrukt.

Ik weet ook dat het verschil tussen onze meningen en uitspraken noch mijn, noch zijn recht op de waarheid hoeft te weerleggen. Evenmin hoeft dit verschil van mening zijn of mijn eerlijkheid en oprechtheid ter discussie te stellen. Tegelijkertijd ben ik me ervan bewust dat dit besef niet moet leiden tot een gemakzuchtig en berustend relativisme (‘iedereen heeft zijn eigen waarheid’), maar eerder tot het streven om door onderling gesprek en het uitwisselen van ervaringen onze eigen, noodzakelijkerwijs beperkte horizon te verruimen en ook onszelf te leren kennen in het gesprek met de ander.

Verschillende wegen leiden naar hem

Ik heb geleerd respect te hebben voor veel verschillende wegen waarlangs mensen proberen door te dringen tot het grootste geheimenis van het leven. Ik geloof dat het ‘ultieme geheimenis’ alle voorstellingen en namen die wij eraan geven ver overstijgt. Ja, ik geloof in de enige God, de vader van alle mensen, op wie geen enkel mens noch een van de ‘religieuze instellingen’ of hun vertegenwoordigers alleen het ‘monopolie’ heeft. Ik ben vol vertrouwen dat zelfs de meest kronkelende rivieren uiteindelijk in hem uitmonden.

Uiteindelijk leiden (over alle grenzen van de verschillende religieuze systemen en culturen heen) de wegen van iedereen die, geleid door het licht van zijn traditie, zijn verlangen naar de waarheid, zijn geweten en zijn kennis, oprecht zoekt naar het grootste geheimenis van het leven en dat hoogacht, naar hem.

Ik ben noch de alwetende, noch de alziende – ik mag en kan daarom geen definitieve en onfeilbare oordelen vellen over anderen en hun persoonlijk geloof, omdat ik niet in hun hart kan kijken en ik ook niet hun einde en het doel van hun pelgrimage kan zien. Maar, niemand kan mij de hoop ontnemen dat ‘de God van die anderen’ uiteindelijk ‘mijn God’ is, want de God in wie ik geloof, is ook de God van degenen die de naam niet kennen die ik aan hem geef.

Ik ben niet in staat de woorden ‘mijn God’ uit te spreken als ik zijn wonden niet kan zien!

God die wonden kan tonen

Ik voeg hier echter in één adem aan toe en belijd: voor mij is er geen andere weg, geen andere deur naar hem, dan die deur die geopend wordt door een gewonde hand en een doorstoken hart. Ik kan niet ‘Mijn Heer! Mijn God!’ roepen als ik niet de wond zie die tot in zijn hart raakt. Als ‘credere’ (geloven) is afgeleid van ‘cor dare’ (je hart geven), dan moet ik belijden dat mijn hart en mijn geloof alleen die God toebehoren die zijn wonden kan tonen.

Mijn geloof en mijn liefde zijn één en niemand kan mij mijn liefde voor de gekruisigde afnemen die het antwoord vormt op zijn liefde voor mij: Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus (Rom. 8:35), van die liefde die zich legitimeert door haar wonden? (vgl. Joh. 20:20-27). Ik ben niet in staat de woorden ‘mijn God’ uit te spreken als ik zijn wonden niet kan zien! Zelfs als ik het schitterendste religieuze visioen zou zien, zou ik waarschijnlijk – ondanks al mijn openheid – nog steeds twijfelen of het geen illusie is, de projectie van mijn wensen of zelfs de antichrist, als ik niet de wonden van de spijkers zou zien. Mijn God is de gewonde God.

Als iemand wat ik zojuist heb beleden als tegenstrijdig ervaart, dan erken ik dat ik dat ook zo ervaar. Dat is de wezenlijke spanning van mijn geloof. Vol hoop en vertrouwen wend ik me tot God die alle verschillen tussen zijn kinderen accepteert en die zijn armen zo wijd openhoudt dat het voor ons onbegrijpelijk is.

Vraag naar de vrucht

Dat betekent echter tegelijkertijd dat ik ook niet ‘zeker’ kan weten waar de grenzen van deze wijdte liggen en dat ik niet zomaar kan veronderstellen dat zij eenvoudigweg ‘alles’ omvat. Ik moet respect hebben voor de ander of ten minste voor de eerlijkheid en oprechtheid van zijn geloofsdaad, maar als ik ergens mijn hart aan geef, moet ik naar de vrucht daarvan vragen (vgl. Mat. 12:33). Net als alle andere belangrijke levensterreinen kennen religies wezenlijke en volstrekt onvervangbare waarden, evenals waarden die dat alleen maar lijken, in werkelijkheid echter onkruid of giftige planten zijn.

Het is ook niet zo, zoals zovelen dachten en nog steeds denken, dat er akkers zijn (de onze) waarop alleen maar goede planten groeien en andere waarvan we van tevoren kunnen zeggen dat daar niets goeds op gaat groeien. In de Bijbel vinden we zowel de opdracht om ‘de geesten’ zorgvuldig te onderzoeken (vgl. 1 Joh. 4:1), alsook de waarschuwing dat het buitengewoon lastig is het onkruid van de tarwe te onderscheiden; deze opdracht is voor ons sterfelijke mensen uiteindelijk ondoenlijk en gaat ons beoordelingsvermogen te boven (Mat. 13:29).

Test van Sint Maarten

Wat kan ik doen? Ik kan niet anders dan mijn geloof en wat mij wordt voorgehouden om in te geloven onderwerpen aan ‘de test van Sint-Maarten’. Ik geloof niet in goden en religies die vrolijk in deze wereld rondspringen zonder geraakt te worden door haar wonden – zonder schrammen, littekens of brandwonden – en zo op de hedendaagse religieuze markt alleen hun blinkende charme tentoonstellen.

Mijn geloof kan de last van de twijfel alleen afleggen, kan alleen de innerlijke zekerheid en rust van een thuis ervaren als het de steile ‘weg van het kruis’ bewandelt, als het zich door de smalle deur van Christus’ wonden op God richt, als het door de deur der armen, de deur van de gewonden gaat. Dat is de deur waardoor de rijken, de zelfgenoegzamen, zelfverzekerden, de wetenden, de ‘zienden’, ‘de gezonden’, ‘de rechtvaardigen’, ‘de wijzen en voorzichtigen’ niet passen, zoals ook een kameel niet door het oog van een naald past (Luc. 18:25).

Die dag in Madras…

Werd de apostel Tomas bij het zien van de opgestane echt in één keer van al zijn twijfels bevrijd – of liet Jezus hem via zijn wonden juist de enige plaats zien waar zoekers en twijfelaars werkelijk God kunnen aanraken? Dat was de gedachte die die dag in Madras bij mij opkwam.

Op die warme middag bracht mijn Indische collega, katholiek priester en hoogleraar in de religiewetenschappen aan de universiteit van Madras, mij naar de plek waar de apostel Tomas volgens de verhalen doodgemarteld is en daarna naar een katholiek weeshuis daar vlakbij.

Op mijn reizen door Azië, Afrika en Zuid-Amerika, die ik daarvoor en daarna gemaakt heb, heb ik de ellende van heel dichtbij in de ogen gekeken. Vanuit mijn praktijk als psychotherapeut en ervaring als biechtvader heb ik weet van morele armoede, verborgen pijn in het hart en de donkere uithoeken van het menselijk bestaan. Ik heb ‘het Golgota van onze tijd’, de concentratiekampen van de nazi’s en de communisten, Hiroshima en Ground Zero in Manhattan bezocht, plaatsen waar je je het misdadige geweld dat er heeft plaatsgevonden, levendig voor de geest kunt halen. Maar het weeshuis in Madras, dát vergeet ik nooit meer.

Schaamte verstikte me

In de bedjes, die meer aan kippenhokken deden denken, lagen kleine eenzame kinderen met opgeblazen buikjes van de honger. Er lagen kleine skeletjes, met alleen een zwarte, vaak ontstoken, huid eromheen. In de eindeloze gangen keken hun koortsige ogen me van alle kanten aan en staken ze hun roze handjes naar me uit. De lucht die er hing, benam me de adem.

In deze stank en dit gehuil ging het psychisch, fysiek en moreel slecht met me. Een gevoel van onmacht en een brandend gevoel van schaamte verstikten mij. Dat gevoel heb je meestal alleen als je met een gezonde huid, een gevulde maag, een schoon bed en een dak boven je hoofd naar lijdende mensen kijkt. Ik wilde zo snel mogelijk laf daarvandaan vluchten (en niet alleen daarvandaan), mijn ogen sluiten, mijn hart op slot doen en dit vergeten. Ik moest weer denken aan de woorden van Ivan Karamazov, die God ‘de toegangskaartjes’ voor de wereld waarin kinderen lijden, wilde ‘teruggeven’.

Maar op dat moment kwamen deze woorden in mij naar boven: ‘Raak de wonden aan!’ En daarna: ‘Kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen.’

Als ik de pijn van mijn naasten niet serieus neem, heb ik niet het recht God te belijden

De wonden aanraken

Opeens ging het verhaal van de apostel Tomas dat ik tijdens de ochtendmis bij het graf van ‘de patroonheilige van de twijfelaars’ uit het evangelie van Johannes had gelezen, opnieuw voor me open. Jezus vereenzelvigde zichzelf met alle kleinen en lijdenden – dus zijn alle pijnlijke wonden, alle leed van de wereld en de mensheid ‘Christus’ won- den’. In Christus geloven, ‘Mijn Heer! Mijn God!’ mogen roepen – dat kan ik alleen als ik deze wonden van hem aanraak, deze wonden waar onze wereld ook nu vol van is. Anders roep ik slechts zinloos en tevergeefs: ‘Heer! Heer!’ (Mat. 7:21).

Zeker, niemand van ons mag zichzelf uitgeven voor de messias, die de wonden van de wereld zou kunnen genezen; dat heeft Hij tijdens zijn tijd op aarde zelf ook niet één keer gedaan – en daar deed Hij ook geen moeite voor. We moeten zelfs de verzoeking weerstaan stenen in broden te veranderen (vgl. Mat. 4:3), een verzoeking die vaak naar de magie van de revolutiepogingen voert.

Ook als we ons echt inspannen om alles te doen wat binnen onze krachten en mogelijkheden ligt, kunnen we maar een klein stukje tegen de aanstormende golven van de oceaan van ellende in roeien, terwijl die oceaan een steeds groter deel van ons vasteland afscheurt. Toch mogen we niet vluchten voor de wonden van de wereld of ze onze rug toekeren. We moeten ze minimaal zien, aanraken en ons door die wonden laten aangrijpen. Hoe kan ik mijn geloof en mijn liefde voor God, die ik niet zie, belijden, als ik onverschillig, onbewogen, ongewond blijf? (vgl. 1 Joh. 4:20). Want dan zou ik hem pas werkelijk niet zien!

Daar in Madras werd het me opeens duidelijk: als ik de pijn van mijn naasten niet serieus neem, heb ik niet het recht God te belijden. Een geloof dat de ogen kan sluiten voor menselijk leed, is niet meer dan een illusie of opium. Op zulke vormen van ‘religie’ hadden Freud en Marx terecht kritiek!

We zijn niet ‘klaar’ als we geld doneren

Maar er is nog iets heel belangrijk: we mogen ons bij het kijken naar de pijn in de wereld niet uitsluitend beperken tot ‘de sociale problemen’, ook als deze vorm van lijden terecht schreeuwt tot het geweten van de wereld en ieder individu en zijn stem niet onverhoord mag blijven. We mogen echter nooit denken dat we met deze levenstaak ‘klaar’ zijn als we doneren aan een goed doel in Afrika, een bedelaar wat geld geven of bij de verkiezingen stemmen op partijen met een politiek programma dat een sociaal tintje heeft, hoe belangrijk dat ook is. Het is namelijk niet voldoende.

Er is nog heel veel meer verborgen pijn binnen in de mensen om ons heen. Daarnaast moeten we onze eigen open wonden niet vergeten: als we ons toeleggen op de genezing daarvan, dragen we ook bij aan de ‘genezing van de wereld’. Dat is vaak zelfs een noodzakelijke voorwaarde om de pijn van anderen überhaupt te kunnen zien en hen te kunnen helpen.


Dit fragment komt uit het nieuwste boek van Tomáš Halík: Raak de wonden aan. In dit boek vind je veertien theologisch-filosofische essays over de mystieke diepere lagen van geloof en een verrassend, scherpzinnig en zelfs humoristische commentaar op het huidige tijdsgewricht. De Tsjechische priester en hoogleraar neemt het verhaal van de ongelovige Thomas als uitgangspunt.

Raak de wonden aan, Tomas Halik, Boekencentrum, € 19,99

Wil je Halík live zien? Volgende week bezoekt hij Nederland! Op maandag 4 maart is hij in Den Haag bij De Zinnen. Hier zijn nog kaarten voor verkrijgbaar. 

Meer Halík? Lees dit interview dat we hadden tijdens zijn vorige bezoek.

--:--