Ga naar submenu Ga naar zoekveld

De les die Jan leerde van zijn moeder: soms moet je drollen vangen…

In de strijd tegen eenzaamheid verwacht Jan veel van de kerk. Maar tot zijn verdriet constateert hij dat het instituut zich vaak met andere zaken bezighoudt…

Deel:

Eenzaamheid is de nieuwe volksziekte geworden. De sociale media geven ons een (gefilterd) inkijkje in het leven van anderen, maar we zijn eenzamer dan ooit. In Amsterdam is bijna 50 procent van de inwoners eenzaam en in het gezellige provinciestadje Woerden waar ik woon is dat 33 procent.

Er is geen quick fix voor eenzaamheid. Dat laten de diverse rapporten zien, maar dat is ook mijn persoonlijke ervaring als pastor in Woerden. Mensen worden gezien als productiemiddelen met een economische waarde. In elke lokale samenleving zijn er mensen die een lage economische waarde hebben. Vaak komt dat door psychosociale problemen waar deze mensen zelf ook niet om gevraagd hebben. Hoewel er ruim voldoende organisaties zijn die zorg proberen te dragen voor deze mensen, is dat ook precies wat ze doen: zorg dragen. Het gaat allang niet meer om de mens als geheel, maar de mens wordt opgedeeld in onderdelen. Elk onderdeel kent weer een andere hulpverlener die verantwoordelijk is voor dat stukje zorg. Maar er is nauwelijks aandacht voor wie die mens werkelijk is of had willen zijn.

Naamloze schimmen in de stad

Ik groeide op in een volksbuurt in een rijk tuindersdorp en die buurt gaf me een zekere identiteit, veiligheid en structuur. Er werd voor elkaar gezorgd. De mensen zagen elkaar. Dat had ook nadelen: er werd veel over elkaar gekletst. Maar in het ergste geval bestond je als mens omdat men het de moeite waard vond om over je te kletsen.

Onze maatschappij bevat steeds meer mensen waar niet meer over gesproken wordt, positief of negatief. Ze zijn de onbesprokenen van een cultuur die volledig uit is op zelfontplooiing  en daardoor weinig oog heeft voor de ander. De eenzame mensen die ik ken bewegen zich als naamloze schimmen door onze stad. Moderne nomen nescio’s. Ze zien andere mensen, doen gewoon hun boodschappen bij de Jumbo, maar niemand spreekt hen aan. Niemand lijkt hen te zien. Langzaam gaat hun levenskaars uit. Onopgemerkt brandt een mooi mens op.

Midden in de pijn aanwezig zijn

Ik verwacht veel van de kerk op dit vlak. Niet via programma’s of congressen over eenzaamheid, maar gewoon als community of grace midden in de wereld. Met de ogen van Jezus rondkijken in je wijk. Ongehaast, om om te zien naar de ongeziene schimmen in de eigen wijk. Mensen die gemaakt zijn naar het beeld van God. Mensen al eerder in Gods gedachten bestonden dan in de baarmoeder van hun eigen moeder. Mensen die even waardevol zijn als wijzelf.

Toch zie ik de kerk vaak bezig zijn met zaken die nauwelijks relevant zijn. Discussies over koopzondagen, crematoria, homoseksualiteit of samenwonen. Op zichzelf boeiende thema’s, maar die misschien onbedoeld de kerk toch een beetje op een verhoging tillen: de moreel goeden tegen de immorele cultuur. Besmet ons niet! Wij willen geen vuile handen!

Maar is het niet juist aan de volgelingen van Jezus om midden in de pijn en het verdriet van deze wereld aanwezig te zijn om liefde te tonen? Los van veroordeling of verdeeldheid. Liefde laat zich nauwelijks in woorden vatten, je moet haar voelen. Wie eens die liefde gevoeld heeft, kan nooit meer terug naar doodse woorden over liefde op papier. Wie eens gekust is, wil meer kussen ontvangen – dat is de kracht van de liefde.

Verse drol in haar handen

Terug naar het volksbuurt waarin ik opgroeide. Tegenover ons woonde de familie B.: één broer met twee zussen. Ze waren nooit getrouwd. Toen een van de zussen ziek werd, sprong mijn moeder vaak bij om de andere (ook al oude) familieleden te ontlasten. Op een dag trof ze de zieke zus aan op de trap. Ze huilde, want ze moest naar het toilet, maar was te ziek om de trap af te klauteren. Het was te laat om het toilet te halen en in een reflex schoot mijn moeder toe en ving de verse drol met haar blote handen op. Snel wierp ze de boreling in het toilet om te voorkomen dat de zieke vrouw zich zou schamen.

Nadat mijn moeder haar handen grondig had gewassen hebben we hartelijk om dit verhaal gelachen. Mijn moeder deed iets wat past bij Jezus: het ondenkbare om de ander te helpen. Ze zág de ander en haar probleem en greep in, ook al kostte haar dat een vuile hand.

Wat onze maatschappij nodig heeft zijn drollevangers. In Jezus naam.

Geschreven door

Jan Wolsheimer

--:--