Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Esther Maria Magnis: ‘O, kom! Red ons. Verhef u. Wacht niet langer! Dat ligt mij niet op de lippen.’

De Duitse schrijfster Esther Maria Magnis heeft zich in haar nieuwe boek O laten inspireren door eeuwenoude teksten uit de katholieke liturgie. Ze laat ze binnenkomen in haar leven en geeft eerlijk toe: ik wil helemaal nergens van gered worden…

Deel:
afbeelding
afbeelding.

Wellicht heb je er (als je uit de protestantse traditie komt) nog nooit van gehoord: de O-antifonen. Het zijn eeuwenoude verzen waarmee Christus wordt aangeroepen en waarin wordt verlangd naar zijn komst. Het is een onderdeel van de katholieke liturgie op de zeven dagen die voorafgaan aan Kerst.

De Duitse schrijfster Esther Maria Magnis heeft een prachtig boekje gemaakt over deze zeven verzen. Zelf zegt ze erover in het voorwoord van haar boek O: ‘Kort voor Kerst biedt zich een prachtige mogelijkheid aan om vanuit de stoffige ruimte van ons leven een venster te openen en ons hoofd naar buiten te steken, een dimensie binnen van waaruit de pure, oeroude beschrijvingen van Jezus als frisse zuurstof ons tegemoet waaien: het bidden van de grote O-Antifonen. Immers, in deze keerverzen, die op de laatste zeven dagen van Advent ’s avonds tijdens de vesper worden gebeden, roepen we Christus aan met titels die we verder niet zo gauw gebruiken. Ikzelf noem God in mijn gebeden tenminste meestal niet Immanuël of iets dergelijks. Maar juist daarin ligt de kans om in de laatste dagen voor Kerst nog een keer onze eigen sluimerende verwachting te hernieuwen, wakker te schudden, ja meer nog, die te overstijgen.’

Bevrijd ons

Dit fragment uit haar nieuwste boek gaat over het O-antifoon O Radix Jesse (O wortel van Jesse). Dit schrijft ze: 

'O radix Jesse, qui stas in signum populorum, 
super quem continebunt reges os suum, quem gentes deprecabuntur: 
veni ad liberandum nos, iam noli tardare. 

O Wortel van Jesse, Gij zijt het teken waarop de volken hebben gewacht;
Voor U zullen koningen verstommen, de volken zullen tot U smeken.
Kom nu en bevrijd ons, verhef U, wacht niet langer.

Isaï, ook Jesse genoemd, is de vader van koning David. Wanneer wij deze antifoon bidden, dan benoemen wij de genealogie van Jezus, die niet zomaar uit de hemel is komen vallen, maar die tot een volk behoort, een volk met koningen van wie hij een nakomeling is.

Daarover valt veel te denken, en het spijt mij dat ik dat in dit boek niet kan doen. Maar er zit in deze antifoon een horde die wij moeten nemen, en die ik vermoedelijk met veel van mijn lezers deel. Daarop wil ik mij hier concentreren, om zo toegang tot dit gebed te krijgen.

Aangetrokken handrem

Een smeekgebed te richten tot hem voor wie de koningen verstommen, tot hem te roepen: wacht niet langer, dat kan ik niet anders verstaan dan als een gebed om de wederkomst van Jezus, en dat betekent het eind van de wereld.

Vijftien jaar geleden, toen mijn jongere broer op sterven lag, zou ik dat zonder aarzelen meegebeden hebben.

In die dagen hoopte ik tijdens Advent dat ik als ik wakker werd niet het verlaten, verbleekte lichaam van mijn broer zou aantreffen. Ik hoopte dat het huis zou schudden en de sterren van de hemel zouden vallen en dat de Heer zou terugkomen om ons allemaal tegelijk te redden.

Vandaag bid ik deze derde antifoon meer met aangetrokken handrem. Ik heb op dit moment liever niet dat er iets verandert.

Er zijn in mijn leven van alledag dagen waarop ik zo gelukkig ben dat ik er niet van kan slapen. Ik heb bijna een omgekeerd theodicee-probleem. ’s Nachts, als mijn kinderen en mijn man in huis liggen te slapen, lig ik regelmatig wakker en voel ik de vraag opkomen: hoe kunt u dat toelaten, God – zo veel geluk.

Verwend leven

O, kom! Red ons. Verhef u. Wacht niet langer! Dat ligt mij niet op de lippen. En al helemaal niet als het betekent dat mijn hele leven overhoop gehaald wordt. Ik heb een ongelofelijk verwend leven. En ik ga er van uit dat dat voor de meeste lezers geldt. Dit kleine boekje zal wel niet in de eerste plaats onder kindsoldaten in Afrika uitgedeeld worden, of in donkere kelders waar kinderporno wordt gedraaid. En ik mag aannemen dat wat ik schrijf niet snel teruggevonden zal worden tussen de vier betegelde muren van folterinrichtingen. En dus moet ik een weg terug zien te vinden naar het schuitje waarin ik met mijn broer zat, om weer te kunnen bidden zoals deze antifoon het verlangt. Mensen die lijden weten wat smeken is.

‘We mogen de hel die deze wereld voor zeer veel mensen is niet verdringen’

Velen van ons lijden echter niet zodanig dat ze moeten bedelen om redding. We vertellen elkaar een paar akelige verhalen, we mompelen iets over wat we gelezen hebben of hebben gezien, we denken even aan iemand in onze kennissenkring die stervende is, en dan wisselen we weer van onderwerp. Maar hier, juist hier tijdens Advent, in de kou en de duisternis voor Kerst, mogen we niet van onderwerp wisselen. We mogen de hel die deze wereld voor zeer veel mensen is niet verdringen. Integendeel. Je stelt het je helder voor ogen, je laat het voor je opkomen, en op de plek waar je je gedachten wilt afbreken omdat het er zo verschrikkelijk is, doe je het niet, want juist dáár stijgen de O’s van de antifonen op. Daar begint het gebed van al die mensen en misschien hebben ze wel iemand nodig die het voor hen uit kan spreken.

Misschien moeten we onze ogen sluiten, stil worden, en in deze seconde, waarin wij net een kop thee hebben gezet en een mandarijntje pellen en even een moment voor onszelf hebben, aan hen denken die stikken in hun verdriet, die wilden dat ze buiten westen waren, of dood, zodat dat wat hen op dit ogenblik overkomt er niet meer is.

Wij horen bij hen. Het zijn onze broers en zussen. In alle volken. Wij spreken voor hen die het niet meer kunnen.

Verhef u! Wacht niet langer!'

afbeelding
afbeelding.

Bovenstaand fragment komt uit: O | Esther Maria Magnis | Van Wijnen | 64 bladzijden | € 14,50

--:--