Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Gaat Jezus het christendom redden?

Alain merkt op hoe allerlei mensen weglopen met Jezus. Geloof, kerk en Bijbel zijn ingewikkeld, maar Jezus vinden we helemaal te gek. Toch doen we daarmee het christendom te kort, vindt hij.

Deel:

‘Ik heb niet zoveel met het christelijk geloof, maar Jezus vind ik wel een toffe peer’. Je hoort het BN’ers zeggen bij Adieu God?, het is een mantra van menig kerkverlater, en je niet-gelovige collega zegt het bij de befaamde koffieautomaat nadat je hebt verteld dat je gisteren in de kerk bent geweest. Het lijkt een brede consensus te zijn in onze geseculariseerde cultuur: godsgeloof, de kerk, een religieuze traditie? Liever niet. De persoon van Jezus? Ja, die wel! Maar wat kunnen we met dat gegeven?

Heerlijke rebel

Evangelische christenen zullen het misschien als een prachtige gespreksopening zien. ‘Wat je van de kerk vindt, kan me niet schelen. Ik ben zelf ook kritisch op de kerk. Of je de Bijbel helemaal hebt gelezen is nu ook nog niet zo belangrijk. Het gaat ten diepste om Jezus, dus jij zit op het begin van het goede spoor!’ Christenhipsters en progressieve theologen vinden het vaak net zo mooi. ‘Jezus, daar gaat het voor mij ook om. Die heerlijke rebel, de wereldverbeteraar, degene die alle heilige huisjes kwam slopen en de mensheid opriep tot radicale naastenliefde. Geweldig. Ik kom niet graag in de kerk, aan God twijfel ik regelmatig, maar aan Jezus twijfel ik nooit.’ 

Dappere kerkvernieuwers zien hierin de weg om het tanende christendom weer een beetje nieuw elan te geven: we beginnen opnieuw en laten alles achter, behalve Jezus. Dat klinkt vroom en inspirerend en ik kan er (als post-evangelische baardtheoloog) ver in meekomen, maar uiteindelijk vind ik het te armoedig, een valse belofte waarmee we de rijkdom van het christendom echt veel tekortdoen. 

Jezus als kleurplaat

Denk alleen eens aan het beeld dat je van Jezus hebt. De heiland functioneert als een soort kleurplaat waarop iedereen de eigen voorkeuren kan projecteren. In mijn kast staat een grappig poppetje van een dansende Jezus. In de film Dogma heb je de ‘Buddy Christ’, een Jezus die naar iedere voorbijganger z’n duim opsteekt. De eerste generatie die openlijk de kerk afviel, ging er zelf massaal bijlopen als een langharige blootvoetige messias. ‘Jesus was all right, but his disciples were thick and ordinary. It's them twisting it that ruins it for me’, zei John Lennon, en hij zong nog eens een liedje over liefde, vrede en recht. Je beeld van Jezus als zelfbevestiging met een aureool.

In een van kerk en joods-christelijke traditie losgezongen maatschappij is de figuur Jezus weinig anders dan de ultieme verbeelding van de persoon die je zelf zou willen zijn. Nogal wiedes dat je hem dan gaaf vindt. In de middeleeuwen kon hij een ridder op een wit paard zijn, in de sixties een soort Che Guevara, in onze tijd al naar gelang je voorkeuren Greta Thunberg of Willem Engel of misschien toch de zoon van John F. Kennedy die uit de dood opstaat om het land te komen redden. Je zegt het maar – hoe dan ook heeft de Jezus die je tof vindt meer te maken met je eigen voorkeuren dan met de eeuwig levende rabbi uit het jaar 0. 

Voorbij het ideaalbeeld

Tenzij je je beeld van Jezus voortdurend laat corrigeren door de bronnen waaruit we Jezus kennen. Zelf word ik als voorganger wekelijks geconfronteerd met een andere Bijbellezing over Jezus. Zoals het wel meer Bijbellezers overkomt, valt de messias me vaak tegen. Hij is geregeld nors en streng, voert discussies die me soms niet interesseren en vermijdt of frustreert debatten die ik wél had willen volgen. Hij spreekt vaak onbegrijpelijke taal, en is soms weer verraderlijk simpel. Hij neemt besluiten die ik vaak niet begrijp en doet wonderen die ik vandaag de dag ook weleens zou willen zien, maar de zieken blijven ziek en de hebzuchtigen blijven graaien.

Zo corrigeert de wekelijkse Bijbellezing mijn beeld van Jezus, en dat zorgt er weer voor dat Jezus wat minder op mij gaat lijken terwijl ik intussen voor de uitdaging kan worden gesteld om wat meer op hem te gaan lijken. De persoon Jezus heeft een duidelijke context: die van vier evangeliën, en hen die met die evangeliën zijn gaan spelen. Alleen door die erbij te houden, voorkomen we dat Jezus een levensgevaarlijk of gewoon doodsaai ultiem ideaalbeeld wordt in plaats van de dynamietstaaf die hij echt is geweest en nog steeds zou moeten kunnen zijn. 

Jezus is niet los verkrijgbaar

Ook is Jezus niet denkbaar zonder God en kerk en jodendom. Hij sprak als een rabbijn en wilde de Thora komen bevestigen in plaats van vervangen. Hij wilde niet ‘goed’ worden genoemd, want alleen God is goed. En het lichaam van Christus is de kerk, dus zonder dat nogal feilbare clubje rare snuiters zou Jezus maar een beetje onthand zijn. Zodra hij begon te prediken en optreden, koos hij zijn leerlingen uit en al snel stuurde hij ze het hele land door om met zijn boodschap aan de slag te gaan. Als er één ding duidelijk is, is het dat Jezus permanent weigerde om los verkrijgbaar te zijn. Zonder jodendom, Bijbel, christenheid heeft Jezus geen body, en dat is toch zonde.

Meestal haal ik tegenwoordig dus stiekem mijn schouders op bij de quasi-diepzinnige uitspraak dat ‘het geloof me niet zo boeit, maar Jezus juist wel’, maar een aardige wedervraag zou voortaan zijn: ‘Goh! En wat zijn de verschillen tussen Jezus en jou?’. Uit het antwoord komt dan vast wel weer een fascinerend vervolggesprek.

Afbeelding: Buddy Christ uit de film Dogma (1999) door Kevin Smith

Geschreven door

Alain Verheij

--:--