Ga naar submenu Ga naar zoekveld

God als vader: wat betekent dat eigenlijk?

Deel:

Ronald Westerbeek schreef voor Lazarus al eerder over het bekende Onze Vader -gebed. In zijn nieuwste boek Feest van het Koninkrijk verkent hij de verschillende bedes in het gebed. De komende drie weken krijg je van ons alvast een inkijkje. 

‘Onze Vader’ – dat zijn ook gewaagde woorden, om niet te zeggen riskante woorden. Bedenk goed wat je zegt. God aanspreken als je vader is niet zonder consequenties. Om dit te begrijpen, moeten we allereerst kijken naar wat het voor Jezus zelf betekende om God ‘vader’ te noemen.

Wat betekende het überhaupt voor een Jood in de eerste eeuw om God te zien als vader? Het betekende in elk geval twee dingen.

Ten eerste zal elke Jood onmiddellijk gedacht hebben aan de uittocht uit Egypte. De allereerste keer dat in de Hebreeuwse Bijbel expliciet sprake is van God als vader, is als Mozes door God naar de farao wordt gestuurd om te zeggen:

Dit zegt de Heer: Israël is mijn zoon, mijn eerstgeborene, daarom zeg Ik u: ‘Laat mijn zoon gaan, opdat hij mij zal dienen’ (Exodus 2: 22-23).

Voor een Jood in de eerste eeuw is dit niet los te koppelen: God zien als vader, betekent vasthouden aan de belofte van bevrijding. Slaven worden zonen en dochters van God! Als Jezus zijn volgelingen leert om God aan te roepen als ‘vader’, begrijpen ze wat dit betekent. Jezus wil dat ze zich voorbereiden op een nieuwe exodus: Hij zal hen uit de slavernij leiden, in Gods vrijheid! Jezus’ uitnodiging om God aan te spreken als ‘vader’, betekent niet alleen een uitnodiging tot diepe intimiteit met God, het zijn ook revolutionaire woorden. Het zijn woorden van hoop: de vader zal opstaan tegen de onderdrukkers van zijn kinderen en bevrijding brengen.

De climax van het verhaal van God

De tweede associatie is hier nauw mee verbonden. In het Israël van de eerste eeuw leefde een sterke verwachting dat het verhaal van God met zijn volk binnen afzienbare tijd tot een climax zou komen. Na de uittocht uit Egypte en de inname van het beloofde land, was het koninkrijk van David aangebroken. Maar omdat het volk Israël ongehoorzaam was aan God, volgde op dit voorlopige hoogtepunt een ongekend dieptepunt: de ballingschap. De tempel in Jeruzalem werd verwoest, God leek zijn volk verlaten te hebben.

En toen het volk eindelijk kon terugkeren, bleef het leven in de schaduwen van de ballingschap: op de ene overheerser volgde de andere, Israël was nog altijd geen vrije natie en het koninkrijk van David was niet hersteld. Geestelijk voelden velen zich nog steeds ‘in ballingschap’. God had zich kennelijk nog altijd niet verzoend met zijn volk.

Maar profeten hadden gesproken van de komst van een koning, een gezalfde van de Heer. En in de tijd van Jezus leefde onder velen de sterke verwachting dat het nu niet lang meer zou duren voordat YHWH zich opnieuw de God van zijn uitverkoren volk zou tonen. Hij zou ingrijpen en de vijanden van zijn volk verslaan. Hij zou als Koning naar Jeruzalem komen. En Hij zou regeren over alle volkeren en alle naties. Gods Koninkrijk zou aanbreken!

Had God zelf niet aan koning David beloofd dat uit zijn nageslacht een koning geboren zou worden, die in vrede zou regeren en aan wiens Koninkrijk geen einde zou komen (Jesaja 9: 6)? En over deze komende Koning had God tegen David gezegd: ‘Ik zal voor hem een vader zijn en hij voor mij een zoon’ (2 Samuel 7: 14).

Hij moest zich geven in liefde

Wat betekende het dan voor Jezus om God zijn ‘vader’ te noemen? Allereerst begreep Hij zijn bediening nadrukkelijk in het licht van deze profetieën. In hem – door zijn optreden als zoon van de vader – zou een nieuwe exodus plaatsvinden en Gods Koninkrijk zou baan breken: het Koninkrijk van de gezalfde van God, de Messias. Met heel zijn prediking, zijn optreden, de verhalen die Hij vertelde en de symbolen die Hij gebruikte, verklaarde Jezus: ‘Ik ben die messiaanse Koning. Ik ben Adonai en Ik sta op tegen de vijanden van mijn volk. Ik ben gekomen om mijn volk voorgoed te bevrijden en mijn Koninkrijk te vestigen op aarde!’

Jezus begreep ook dat dit hem alles zou kosten. Om het volk daadwerkelijk te verzoenen met de vader en een einde te maken aan de geestelijke ballingschap, moest Hij hen bevrijden van de zonde van hun ongehoorzaamheid en zelfgerichtheid. Om die diepste vijanden van het volk te verslaan, zou Hij gehoorzaam moeten zijn en in alles gericht op de Ander. Hij zou zichzelf moeten geven in liefde – zijn hele leven moeten wijden, opgeven, afleggen. Tot het bittere eind. Ja, Hij kwam inderdaad als Koning naar Jeruzalem. Maar als een Koning die kwam om te sterven aan het kruis.

De ondraaglijkheid van onze schaamte en schuld

In Johannes 14 lezen we hoe Jezus zijn naderende sterven niet alleen aankondigt, maar ook uitlegt aan zijn leerlingen. ‘Ik kan niet lang meer met jullie spreken, want de heerser van deze wereld is al onderweg. Hij heeft geen macht over mij, maar zo zal de wereld weten dat ik de vader liefheb en doe wat de vader me heeft opgedragen.’ (Johannes 14: 30-31).

Zijn gevangenneming is op handen. Niet omdat de macht van het kwaad sterker is dan de Zoon. De ‘heerser van deze wereld’, satan, heeft geen macht over Jezus. Waarom niet? Omdat Jezus de satan geen enkele autoriteit heeft verleend over zijn leven: zijn hele hart is gericht op het hart van zijn vader. Nu moet Jezus aan de wereld zijn volmaakte liefde voor de vader tonen door letterlijk tot op het einde volledig gericht te blijven op het hart van de vader – trouw te blijven aan wat zijn vader hem opdroeg te doen: de wereld herstellen in Gods liefde en zo de vader verheerlijken.

Overgeleverd aan volkomen liefdeloosheid

In Johannes 17, vlak voordat Hij gevangen wordt genomen, bidt Jezus:

‘Vader, nu is de tijd gekomen, verheerlijk uw Zoon, opdat uw Zoon u verheerlijkt (…) Ik heb u verheerlijkt op de aarde door het werk te volbrengen dat u mij opgedragen hebt. Vader, verheerlijkt u mij nu…’ (Johannes 17: 1-5)

Het kost Jezus alles. Matteüs vertelt hoe Jezus in de tuin van Getsemane nog eenmaal in de stilte zijn Vader zoekt, diep bedroefd en angstig voor wat komen gaat. Voor het eerst zal Hij uit de omhelzing van de Vader vallen, door hem verlaten worden, overgeleverd worden aan de volkomen liefdeloosheid. Hoe heftig kan de pijn en schaamte zijn, als je beseft hoezeer je faalt als mens, hoezeer je tekortschiet in je liefde voor God en medemensen. Die pijn en schaamte gaan nu met volle kracht op Jezus neerkomen – niet van één mens, maar van de hele mensheid. Zonder de liefdevolle troost en vergeving van zijn vader. De volle ondraaglijkheid van al onze schaamte en schuld.

En angstig bidt Jezus:

‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan!’ Maar ook in zijn doodsangst blijft Jezus volledig gericht op het hart van de vader: ‘Laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.’ (Matteüs 26: 39)

afbeelding

Het bovenstaande gedeelte is met toestemming overgenomen uit:

Feest van het Koninkrijk, Ronald Westerbeek,  € 12,50

Geschreven door

Ronald Westerbeek

--:--