Ga naar submenu Ga naar zoekveld

God in een rolstoel – Hoe God gebruikmaakt van creatieve improvisatie

Het leven van de Britse schrijfster/spreker Tanya Marlow liep radicaal anders toen ze de diagnose M.E. kreeg. En toen ze God het meest nodig had, volgde er stilte. ‘Dit is niet hoe mijn verhaal zou moeten zijn, hoe mijn leven had moeten gaan…’

Deel:

Twaalf jaar geleden liepen een vrouw van in de zeventig en een vrouw van in de twintig pijnlijk langzaam door het gangpad van een kerk, hun armen om elkaar heen. Degene die moest worden ondersteund, was niet de oudere vrouw. Het was de jongere, ik moest ondersteund worden.
Ik was net gediagnosticeerd met Myalgische Encefalomyelitis, kortweg ME. Een multisysteemziekte die me niet alleen een slecht uithoudingsvermogen bezorgt, maar op dat moment ook mijn mobiliteit begon te beïnvloeden. Ik herinner hoe ik me op dat moment voelde: dat mijn lichaam niet zwakker zou moeten zijn dan dat van een 70-jarige.

Twee jaar later speelde ik in bed met mijn baby. Hij kroop weg, en ik was doodsbang. Na de bevalling had mijn ME me grotendeels bedlegerig achtergelaten, ik was niet in staat om rechtop te zitten of te lopen. Tijdens de korte periodes dat ik energie had, las ik boekjes voor aan mijn zoon en werkte ik door de stapel educatief speelgoed heen die we op het bed hadden liggen. Maar op die dag kroop hij van het bed en ik raakte in paniek omdat ik hem niet kon volgen. En op dat moment voelde ik: ik ben niet de moeder die ik zou willen zijn.

Toen kwam er een winter waarin ik een virus kreeg waardoor ik maandenlang niets anders kon doen dan in bed liggen. Zelfs scrollen door Facebook of tv-kijken was te vermoeiend.
Maar ik was een goed opgeleide christelijke predikant, ik had studenten lesgegeven over waarom een goede God het lijden toelaat. Ik kende alle antwoorden, wachtte tot Gods troost extra dicht bij me zou zijn, zoals beloofd. Maar toen ik God het meest nodig had, was er niets dan stilte, en ik brak. In het verhaal van mijn geloof is dit niet hoe God had moeten zijn.

Rouw over wat het had kunnen zijn

En ik noemde dit gevoel ‘rouw-in-de-aanvoegende-wijs’, er is verdriet uit het verleden, waarbij je aan iets in het verleden denkt en het echt mist. Er is ook tegenwoordige-tijd-rouw, waardoor alles ondraaglijk pijnlijk is, maar de rouw die ik bedoel, heeft de aanvoegende wijs. Er komt iets naar voren van een wens, van wat je wou dat het was, van wat het had kunnen zijn of had moeten zijn.

Ook jij zult deze rouw kennen, want in deze pandemie voelen we het collectief in de grote en kleine dingen. Het was dit jaar niet de bedoeling dat je alleen woont, de dood onder ogen ziet, of ontslagen wordt, je vrienden bent kwijtgeraakt of yoghurtresten opruimt van het toetsenbord in een laptop, omdat je moet werken vanuit huis en ook nog thuisonderwijs moet geven.

Deze rouw voelen we ook als we kijken naar de wrede sociale onrechtvaardigheden van onze natie en onze wereld, waarop we zeggen: ‘Dit is niet hoe het moest gaan. Dit is niet hoe het verhaal zou moeten zijn.’ Rouw-in-de-aanvoegende wijs is verontrustend en uitputtend. Het is verdriet met een gevoel van verontwaardiging. Het is een vleugje heimwee naar een toekomst die niet zal komen.

Lees ook: Rouw om alles in het leven dat niet is gelukt: hoe ga je daarmee om?
Lees ook: Rouw om alles in het leven dat niet is gelukt: hoe ga je daarmee om?

Verhalen die opbouwen

De weergave van deze video vereist jouw toestemming voor social media cookies.

Toestemmingen aanpassen

Als ons verhaal anders loopt, aan stukken valt, hebben verhalen nodig die ons weer kunnen opbouwen. Dit noem ik ‘narratio divina’, heilige vertelling. Ik heb je iets vertelt over mijn verhaal met rouw, nu wil ik je het verhaal van Ezechiël en God vertellen.

Je bent Ezechiël en je hebt het allemaal duidelijk. Drie decennia heb je gewacht, maar eindelijk is dit jouw jaar. Het jaar waarin je levenslange roeping als priester in Jeruzalem gaat beginnen.
De wereld is in rep en roer, maar je bent veilig omdat je van God houdt. Immers, als je je zorgen maakte, zeiden je ouders altijd: 'De tempel van de Heer, de tempel van de Heer, de tempel van de Heer.' Er kon niets ergs gebeuren als God aan je zijde was. Als God voor je is, wie kan er tegen je zijn?

Maar toen gebeurde er een ongekende ramp. Jij en het grootste deel van je volk zijn gevangengenomen en meegenomen naar een vreemd land en God heeft het niet tegengehouden. Je huis is weg, je roeping is weg. Je voelt je afgewezen en verlaten door God, terwijl de blinkende blije Jeruzalemmers nog steeds aanbidden in hun gezellige tempel en verklaren dat alles in orde is.

God lijkt voor hen te zijn, maar tegen jou. 'Ik hoor hier niet te zijn', zeg je tegen jezelf. 'Dit is niet de manier waarop het had moeten gaan.' Bij de rivieren van Babylon ga je zitten en huil je als je aan Jeruzalem denkt.

U bent de schepper God, u had een goed plan. U zou uzelf beperken in tijd en ruimte, en u zich tussen de mensen bevinden, hen met liefde leiden. En zij zouden op hun beurt de hele wereld in liefde leiden. Het zou een gemeenschap van gerechtigheid, vrijgevigheid en vrede zijn. Er zouden geen armen in het land zijn en iedereen in de marge zou worden verwelkomd.
Maar in plaats daarvan werd u afgewezen. Het huis van gebed werd veranderd in een ruimte waar geld en macht werden aanbeden, waar onrecht en onderdrukking werden heersten. De mensen waren gewelddadig tegen de kwetsbaren, en ze deden het in uw naam, terwijl ze u aanbaden, en het maakte u ziek om daar te wonen.

U, God, werd een talisman voor hun nationalisme, een zakmascotte die hen onoverwinnelijk maakte, waardoor ze niet op hun daden konden worden aangesproken.  
U wacht en waarschuwt, maar er verandert niets. Uw geestesadem raakt verstikt.
Dit is niet hoe het verhaal moest gaan, en u voelt het verdriet van wat had kunnen zijn, wat had moeten zijn. Er is maar één ding te doen.

‘Je hebt gelijk’, zegt God

Op dit moment ontmoeten God en Ezechiël elkaar. Ezechiël kijkt in het verre Babylon op en ziet God. En de beschrijving in Ezechiël 1 is verwarrend vanwege de bliksem, vurige engelen en willekeurige wezens die de hele schepping vertegenwoordigen. Maar de algemene kern is dit: God is ontsnapt aan de mensen die zijn zegen over hun daden opeisten. God heeft het letterlijk het gebouw verlaten.

Daar in Babylon voelt Ezechiël: ik hoor hier niet te zijn, maar God hoort hier ook niet te zijn. Dat verbaast en verwondert hem. God biedt Ezechiël en ook ons vandaag gezelschap aan. God komt juist naar mensen die zich door hem afgewezen voelen. ‘Je hebt gelijk’, zegt God. ‘Dit is niet hoe het verhaal moest gaan.’

Lijden ontkennen

En dit voelt als een gedurfde uitspraak, want vaak is de reactie van de kerk op lijden in feite het ontkennen ervan. Er wordt een koude rekensom van gemaakt: God is liefdevol en almachtig, dus wat er ook met je gebeurt, moet de goede en krachtige wil van God zijn. Of ‘God doet alles meewerken ten goede, als je hem liefhebt.’ Of: ‘Mijn plan met jullie staat vast - spreekt de Heer. Ik hebben jullie geluk voor ogen, niet jullie ongeluk. Ik zal jullie een hoopvolle toekomst geven.’ Dus wat er ook gebeurt, zet een glimlach op, het is allemaal voor je eigen bestwil.

Mijn lieve vriendin Jenny ligt al 15 jaar lang in bed met vreselijke pijn, die elke dag erger wordt door ME. Op dit moment kan ze zich geen operatie veroorloven die haar zou kunnen helpen. Er is geen goede reden voor haar lijden en we belasteren God als we suggereren dat dat zo is.

Het mysterie van het lijden is niet oplosbaar, althans niet door ons. We worden verondersteld verwoesting en scheiding te voelen tussen een goede liefhebbende God en de wereld van het lijden. Er is hoop en liefde in de eeuwigheid waar goedheid zal heersen, maar hier en nu is niet alles goed. Onze rouw-in-aanvoegende-wijs is de juiste emotionele reactie. Dit is niet hoe het verhaal moest gaan. We horen hier niet te zijn.

Hoe omgaan met extreme teleurstellingen?

Dus hoe gaan we om met extreme teleurstellingen? Wat doen we met ons verdriet? Eerst klagen we. We beginnen altijd met klagen. Ik had mensen nodig om mijn verdriet, mijn hete tranen en vloeken aanhoorden. Zonder hen zou ik vandaag waarschijnlijk geen gelovige zijn. Het is nodig dat we frustratie en verdriet toelaten in onze gemeenschappen en kerken, want dat is de juiste reactie op het lijden.

En het tweede dat helpt bij deze rouw is creatieve improvisatie. Als je de lichtshow van Ezechiël 1 weglaat, besef je dat God op een troon zit met wielen die alle kanten op kunnen. God verschijnt in een rolstoel.

Sommige theologen vinden deze beschrijving van God beledigend, omdat de rolstoel wordt geassocieerd met een beperking, wat weer in verband wordt gebracht met machteloosheid, zwakheid en zelfs onmenselijkheid.

Maar laat me je een verhaal vertellen over een rolstoel. In 2008 kon ik niet ver meer lopen, mijn wereld was heel klein geworden. Dat was het moment dat we een rolstoel gingen uitzoeken en ik dacht: ‘Dit is het, dit is het punt waarop ik in een rolstoel terechtkom’, want zo spreken mensen zonder beperking over rolstoelgebruikers.

Ik ging er in één zitten en voelde verdriet. John, mijn man, zei: ‘Laten we er een proefrit mee maken.’ En toen deed hij wat je niet hoort te doen: hij ging rennen achter mijn rolstoel. Ik was weken binnen geweest, had me alleen maar heel langzaam kunnen bewegen. Maar op dat moment voelde ik de wind in mijn haar. Het landschap draaide om me heen. Er borrelde een vreugde in me op, en ik riep: ‘Sneller, sneller’. Ik voelde de kracht van de rolstoel. Er was weer vrijheid, er was weer mogelijkheid.  

God kiest creatieve improvisatie

Dit is waarom we de Bijbellezingen nodig hebben: God verschijnt in ballingschap met de vrijheid en de mogelijkheid van een rolstoel. God doet wat zoveel mensen met een beperking moeten doen, hij gebruikt creatieve improvisatie.

Ik verloor mijn roeping en vond een andere, ik verloor mijn geloof en groeide een ander. Ezechiël kreeg zijn droom als priester nooit, maar hij werd in plaats daarvan een profetische performancekunstenaar.

Hoewel ik op dit moment qua gezondheid beter ben dan ik was, ben ik al 10 jaar aan huis gebonden en lig ik voornamelijk in bed. Ik kan maar één keer in de twee weken in een rolstoel de deur uit. In de afgelopen tien jaar hebben klaagzang en creatieve improvisatie elkaar afgewisseld in een constante dans, terwijl de grond onder mijn voeten steeds verschuift.

Het is vermoeiend, maar door de jaren heen veranderde deze dans van weeklagen en creatieve improvisatie in zoiets als veerkracht. Het verdriet verdwijnt nooit, maar er is enige verlossing.

Dit is niet hoe het verhaal moest gaan. Ik hoor hier niet te zijn, maar ik heb ook geleerd dat God me kan verrassen door op onverwachte plaatsen en onverwachte manieren te verschijnen. Ik geloof in een krachtige en goede God, maar de Bijbelverhalen laten me ook een kwetsbare God zien, een teleurgestelde, maar desondanks ongeslagen God. Een God die emoties voelt en de onze begrijpt, een God die plannen maakt, maar ook improviseert. Een gehandicapte God die altijd manieren vindt om creatief door te breken in grote en kleine rampen.

Moge die God voor je verschijnen op onverwachte plaatsen, in de stiltes en het verdriet, in de vriendelijkheid van anderen, en misschien zelfs in een rolstoel.


Dit is een bewerking van de speech die Tanya gaf tijdens de de Evolving Faith conferentie afgelopen najaar.


Tanya Marlow is schrijver van de boeken Those Who Wait: Finding God in Disappointment, Doubt and Delay en Coming Back to God When You Feel Empty: Whispers of Restoration From the Book of Ruth en publiceerde voor diverse bladen. Ook blogt ze: op haar site vind je een aantal blogs, ook over haar ziekte.

Geschreven door

Marieta van Driel

--:--