Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Ben je een geboren piekeraar? De werkelijkheid is meestal mooier dan je denkt...

Het afgelopen jaar had genoeg ingrediënten om moedeloos van te worden. Maar hoe kun je daar nu aan ontsnappen? Hoe houd je hoop? Reinier ging op zoek en vond het antwoord in oude verhalen. 

Deel:

Ik heb lang gedacht dat de mythe van Cassandra heel diepzinnig is. Deze prinses in het oude Troje was zo wonderschoon dat zelfs de goden verliefd op haar werden. Apollo wilde met haar slapen, waarin ze uiteindelijk toestemde – als ze tenminste voorspellende gaven zou krijgen. Die schonk hij haar, waarop ze alsnog Apollo weigerde in haar bed. Die was als godheid niet zo gewend aan een ‘nee’ en ontplofte van woede. Maar hij had een probleem: als een godheid eenmaal iets gegeven heeft, kan die dat niet meer terugeisen. Dus hij bedacht zijn ultieme wraak: Cassandra kon wel de toekomst zien, maar niemand zou haar geloven.

Al snel deed in Troje het verhaal de ronde dat de mooie prinses was doorgedraaid. Ze deed de verschrikkelijkste voorspellingen, maar iedereen haalde z’n schouders op. Toen ze maar bleef aandringen en mensen verstoren in hun rustige leventjes, werd ze zelfs opgesloten. Vervolgens stond er toch een leger voor de poorten, maar niemand herinnerde zich nog haar profetie.

Ook niet toen op een dag het vijandelijke leger verdwenen leek en er alleen een gigantisch houten paard achtergebleven was. Dat zit vol Grieken, had ze gezegd, maar zij was toch gek en ze werd nog radelozer. Het paard werd feestelijk binnengehaald, dit was natuurlijk een geschenk van de goden. De Trojanen rolden die nacht dronken in bed en toen werd er een plank weggeduwd, enige tientallen soldaten kropen uit het paard en Troje werd verslagen.

We maken onheilsprofeten belachelijk

Sindsdien kennen we het Cassandracomplex: we sluiten ons af van slecht nieuws, houden stug ons gewone leventje vol en maken alle onheilsprofeten belachelijk.
Daar zijn genoeg voorbeelden van. Nobelprijswinnaar Elie Wiesel groeide op in een Roemeens dorpje. De Duitsers voerden zijn docent in de synagoge, Mosje, relatief vroeg weg, maar hij wist als enige te ontsnappen en keerde terug om zijn dorpsgenoten te waarschuwen:

‘Dag en nacht ging hij van het ene Joodse huis naar het andere en vertelde het verhaal van het meisje Malka, dat drie dagen stervende was geweest, en het verhaal van Tobie, de kleermaker, die smeekte dat hij eerder dan zijn zoons gedood zou worden… Maar de mensen weigerden niet alleen zijn verhalen te geloven, ze wilden er niet eens naar luisteren… En hij, hij huilde. ‘Joden, luister toch naar mij. Dat is alles wat ik van jullie vraag. Geen geld, geen medelijden. Alleen dat jullie naar me luisteren,’ riep hij in de synagoge.’

Toen kwamen de Duitsers en zetten alle Joden in de trein naar een vernietigingskamp.

Jeremia is de bijbelse Cassandra of Mosje. De Babyloniërs hebben Jeruzalem veroverd en een vazal aangesteld. ‘Vrede, vrede’, zeggen de meeste profeten opgelucht, ‘shalom shalom’, maar Jeremia reageert: ‘Er is geen vrede!’ Hij banjert rond met een zwaar houten juk: zo zal het ons vergaan.

Welnee, het valt allemaal wel mee, zegt een concurrerende profeet, die uiteraard populair is bij de autoriteiten, en hij trekt het juk van zijn schouders en slaat het kapot. Waarop Jeremia terugkeert met een metalen juk en zijn onheilsaankondigingen herhaalt. En inderdaad, na een paar jaar, in 587 voor Christus, komt Nebukadnessar nogmaals, neemt de elite mee in ballingschap en vernietigt zelfs de tempel.

We wantrouwen juist het goede nieuws

Het lijkt zo logisch: slecht nieuws willen we niet horen, dus de brengers van slecht nieuws negeren we. Toch is het precies andersom: we wantrouwen juist het goede nieuws.

Ga maar na. Je hoort zelden dat iets te lelijk is om waar te zijn. We vinden hooguit iets te mooi om waar te zijn. 61 procent van de berichten in de media is negatief, slechts 15 procent positief. Als dat echter werkelijk onze situatie representeert, zouden we inmiddels in een hel leven. Het vertrouwen in allerlei instituten is dramatisch: steevast vertrouwt minder dan de helft van de Nederlanders nog de pers, de kerk, de politiek, banken, grote bedrijven, enzovoorts. Als je de feiten nader bestudeert, blijkt dat de meeste trends de goede kant opgaan: we worden al eeuwenlang steeds iets ouder, gezonder, gelijkwaardiger, schoner en belezener. Waarom geven we dan toch zo veel meer aandacht aan de problemen, die er natuurlijk ook wel degelijk zijn?

‘Beter 99 keer voor niets geschrokken dan één keer onterecht zorgeloos geweest’

Een belangrijke verklaring is dat we biologisch zijn geprogrammeerd om slecht nieuws serieuzer te nemen dan goed nieuws. Als je geritsel in een struik hoort, kun je dat niet negeren: het zou een of ander roofdier kunnen zijn. Beter 99 keer voor niets geschrokken dan één keer onterecht zorgeloos geweest – dan kun je het niet meer navertellen. Andersom geldt dat niet. Het is juist erg onhandig als je 99 denkt dat er een lekker hapje in de boom zit en je daar telkens tevergeefs inklimt en maar één keer beet hebt. Als iemand dus met een mooi bericht komt, is het nuttig om daarover sceptisch te zijn voordat je er iets mee doet. Maar als iemand je waarschuwt, dan moet je meteen reageren en niet al te kritisch zijn – stel je voor dat het te laat is.

Beter blô (blode, laffe) Jan dan dô (dode) Jan, gaat het oude spreekwoord. Better safe than sorry.

Verhalen over Cassandra, Mosje en Jeremia bevestigen ons daarin en herhalen wat we eigenlijk altijd al deden: beter een keer voor niets wegrennen, dan een keer een lekker hapje missen. Daarom hakt negatieve feedback er ook veel harder in dan een compliment. Tig collega’s kunnen iets liefs over je zeggen, maar net die ene die wat zuur deed, dát onthoud je en daarover blijf je piekeren. Biologisch gezien is dat nuttiger: better safe than sorry. Maar is het ook waar? Staan onze zorgen in verhouding tot wat er werkelijk speelt?

Juist onheilsprofeten zijn naïef…

We zijn geprogrammeerd om hypergevoelig op mogelijke dreigingen te reageren. Optimisten vinden we daarom naïef, goedgelovig, oppervlakkig, kritiekloos, volgzaam. Wie waarschuwt en ‘de andere kant’ van de zaak laat zien, vinden we juist diepzinnig, verstandig, realistisch, eigengereid, moedig.

Maar juist omdat we van nature zulke piekeraars zijn, is het veel waarschijnlijker dat het precies omgekeerd is. Het zijn de pessimisten die van elke beweging in de struik meteen een tijger maken, terwijl dat in 99 keer van de gevallen onterecht is. Juist de onheilsprofeten zijn daarmee eerder naïef, goedgelovig, oppervlakkig, kritiekloos, volgzaam. En wie hoopvol is, díe is diepzinnig, verstandig, realistisch, eigengereid, moedig.

Dat druist volledig tegen onze intuïtie in. Onze genen dwingen ons namelijk min of meer de werkelijkheid zo te vertekenen dat we hoopvolle signalen minder serieus nemen dan waarschuwingen. Het vergt daarom grote oefening en zelfbeheersing anders in het leven te staan en de werkelijkheid meer recht te doen.

Op zoek naar omgekeerde Cassandra’s

Toen ik mezelf eenmaal doorhad, vond ik het verhaal van Cassandra opeens een stuk minder diepzinnig, en ging ik op zoek naar omgekeerde Cassandra’s. Zijn er ook verhalen van mensen die goed nieuws vertellen die niemand gelooft?

Ik heb veel boeken in mijn kast staan met mythen en legenden, maar ik vond ze niet – wel tientallen varianten op Cassandra van overal over de wereld, van Japan via Zimbabwe tot Peru. Dat bevestigde weer hoezeer onze menselijke natuur onze blik vertroebelt: we ‘moeten’ elkaar blijkbaar telkens vertellen dat de werkelijkheid altijd slechter is dan we denken en dat we toch vooral de onheilsprofeten serieus moeten nemen. Wat precies de reden is dat we het niet moeten doen.

Ik deed deze zoektocht omdat de hoop mij zelf begon te ontglippen. Het dagelijkse nieuws overweldigde me. Donald Trump was net president van Amerika geworden: een vuilbekkende narcist die door zijn ex-vrouw wordt beschuldigd van verkrachting werd de machtigste man van de wereld. Weer zonk een schip vol vluchtelingen voor de kusten van Libië met honderden doden tot gevolg – en wie het overleefde werd op een markt verkocht als slaaf. Veertig landen zijn bezig met het ontwikkelen van autonome wapens en negeren allemaal een oproep van duizenden experts.

Ik besefte dat ik haar gevonden had

Iedereen zal die moedeloosheid herkennen. Ik wilde weten wat dit over ons zei en daarom begon ik onze mythen en legenden te onderzoeken. Veel onderzoekers zien deze verhalen namelijk als echo’s van onze intuïties: ze geven onze aard in narratieve vorm weer en verbeelden onze diepste neigingen. Wat vertelden ze over hoe we met het nieuws omgaan?

Telkens bleek de scepsis oneerlijk verdeeld. Nergens eens een doemprofeet waar iedereen klakkeloos achteraan holt en juist een vrolijke gabber die iets prachtigs vertelt wat niemand gelooft. Telkens die Cassandra’s: de tragische doemprofeet die iedereen negeert en de praatjesmaker waar iedereen onterecht intrapt, met telkens de onderliggende waarschuwing: we moeten het slechte nieuws veel serieuzer nemen, dát is de realiteit.

Na zo’n dag grasduinen, las ik ‘s avonds in de Bijbel en mijn oog viel op de eerste zinnen die Jezus daar uitspreekt – de profeet die uiteindelijk de bekendste uit de geschiedenis werd, de enige die zelfs na tweeduizend jaar nog aanhangers heeft, meer dan wie dan ook. En ik besefte dat ik de eerste omgekeerde Cassandra had gevonden.

Gearresteerd om een extreem hoopvolle boodschap

Het Marcus-evangelie is de oudste tekst die het levensverhaal van Jezus vertelt. Meteen in de eerste zin staat al dat het om een ‘evangelie’ gaat. Dat is een klanknabootsing van het Griekse woord euangelion, wat letterlijk staat voor goed nieuws. Eu kun je ook tegenwoordig nog Grieken horen zeggen, als een soort oké. Angelion betekent boodschap, waarin je ons woord ‘engel’ terughoort, die vooral als een boodschapper werd gezien.

Een paar zinnen later komt Jezus voor het eerst aan het woord. Alles wijst erop dat hier een samenvatting staat van zijn hele boodschap. Hij ging naar Galilea, de provincie waar hij opgroeide, waar hij ‘het goede nieuws’ ging verkondigen. En wat is dat dan?

‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.’

Dit is de kern van wat Jezus te zeggen had. Voor moderne lezers niet meteen duidelijk, hooguit het uiterst optimistisch boodschap is. Iedereen weet ook hoe het eindigde: hij werd juist om dit zeer goede nieuws gekruisigd. Nogal een Cassandra, die uiteindelijk voor haar onheilsprofetieën werd opgesloten, maar Jezus wordt dus om zijn extreem hoopvolle bericht gearresteerd en direct doodgemarteld.

‘Ons probleem is dat we de brengers van goed nieuws kruisigen’

Ik ken geen andere voorbeelden uit de wereldliteratuur – behalve dan van latere datum die duidelijk op Jezus’ verhaal zijn geïnspireerd. Cassandra, dat is onze aard: we zijn genetisch zo ingesteld dat we onszelf keer op keer moeten vertellen dat we slecht nieuws nooit mogen negeren. Let beter op, let nóg beter op, zeggen de mythen. Inderdaad, zegt het evangelieverhaal over Jezus, let beter op: als je echt realistisch bent en je naïviteit laat varen, dan zie je hoe hoopvol de situatie is. Ons probleem is niet dat we de waarschuwingen in de wind slaan – ons probleem is dat we de brengers van goed nieuws kruisigen.

Zo zitten we in elkaar, zo zijn we biologisch aangelegd. Als we als homo sapiens al te kritisch op onze eigen angsten waren geweest en sceptisch over alle waarschuwingen, dan bestonden we niet meer. We moeten paniekerig zijn aangelegd, piekeraars van nature – alleen zo konden we overleven. Alleen al daarom weet je dat de realiteit waarschijnlijk veel hoopvoller is dan hoe we die inschatten. We ‘moeten’ wel geloven dat het zal tegenvallen, en precies dat is de reden dat het meestal zal meevallen.

Het verhaal van Jezus laat zien hoe we functioneren

Het verhaal van Jezus is het eerste dat ik ken dat zo onze aard laat zien. Het bevestigt ons niet in onze angsten, wakkert die niet aan, maar laat zien hoe wij functioneren. We zijn goed nieuws-ontkenners. Wezens die keer op keer aan elkaar vertellen dat als er een paard voor Troje staat, dat daar wel weer vijanden uit zullen komen. Dat is wat we elkaar ook over Jezus vertelden. Hij zei dan van die prachtige dingen, maar hij is ‘van de duivel’, zoals de beschuldiging werd, ‘hij lastert God’. Het was te mooi om waar te zijn.

Maar stel je voor dat het waar is – dan staan we toch te kijk met onze sceptische houding. Dan zijn wij te kritisch om waar te zijn.

Het evangelie vertelt een verhaal zoals ik dat niet eerder heb gevonden. Het vertelt over een paard dat voor Troje staat en dan kruipen er geen vijanden uit maar, zeg, tien clowns die taarten uitdelen. Een timmermanszoon klimt op een ezeltje en rijdt de poorten van Jeruzalem binnen en eenmaal daar begint hij geen oproer, maar geneest mensen.

Kritisch op onze eigen kritische blik

Wij zijn bangig aangelegd. Beter blô Jan dan dô Jan. Liever wegrennen dan opgegeten worden. Van nature denken we negatief over de wereld en wantrouwen we alles. Het verhaal van Jezus laat daarvan de uiterste consequentie zien: wij zijn wezens geworden die de brenger van goed nieuws kruisigen. Dat is blijkbaar ook wat scepsis kan opleveren. Daarmee worden we uitgenodigd sceptischer te worden op onze scepsis, kritischer op onze eigen kritische blik, en het risico te nemen dat de werkelijkheid wel zal meevallen.

Daarmee is Jezus een oproep tot moed. Kruisig in je eigen leven niet elk hoopvol bericht, alles wat goed nieuws brengt. Zie in dat je een geboren piekeraar bent, dat je eigen blik alles verduistert. Juist daarom weet je dat de werkelijkheid meestal mooier zal zijn dan je van tevoren denkt. Je eerste indruk is automatisch te negatief. Juist als je doorzoekt en doorgraaft, vind je hoop.

Geschreven door

Reinier Sonneveld

--:--