Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Hoe ga ik in gesprek over mijn geloofsverandering?

Johan merkt dat het geloof van zijn jeugd is veranderd. Maar daarover in gesprek gaan met zijn ouders leidt vaak tot heftige discussies. Kan het ook anders?

Deel:

Ik schrok onlangs van een onderzoek onder 11.000 kerkgaande jongeren in het Verenigd Koninkrijk wat beschreven wordt in het boek ‘Sticky Faith’ van Kara Powell. Hieruit blijkt dat slechts 12% van kerkgaande kinderen en tieners betekenisvolle gesprekken hebben over geloof met hun moeder, en slechts 5% met hun vader. Ik vermoed dat dit aantal onder Nederlanders niet veel zal verschillen. 

De meeste mensen praten niet zo makkelijk over hun geloof -en ontwikkelingen daarin- als over andere onderwerpen. Soms heerst er binnen families en vriendenkringen een ‘don’t ask, don’t tell’ mentaliteit als het gaat om geloof en geloofsverandering. En als we het gesprek wel aangaan met iemand die een andere mening of overtuiging heeft, vervallen we al snel in het verdedigen of het aanvallen.

Heftige discussies

Ik ben dankbaar dat ik een opvoeding heb gehad waarbij ik altijd open en eerlijk over mijn geloof kon praten. Dat is lang niet altijd vanzelfsprekend. Ik kon al mijn vragen stellen maar omdat mijn vader dominee is kon ik ook altijd een (theologisch) antwoord verwachten. Het beantwoorden van deze vragen was voor mijn ouders één van de manieren om hun geloof over te dragen. Vanaf mijn puberteit nam ik echter niet meer genoegen met die antwoorden en wilde ik zelf uitmaken welke elementen uit het geloof van mijn ouders ik wilde overnemen, aanpassen of afwijzen. 

Ik merkte dat de vragen en antwoorden steeds meer discussies werden en dat ging er soms heftig aan toe. Ik pleitte voor een meer progressief geloof, terwijl mijn ouders de waarde van een conservatief geloof benadrukten. Ik heb in deze tijd vaak de fout gemaakt door tegenover mijn ouders te staan. Zoals die ene keer toen ik zei dat hun theologie nog uit 1600 stamt en dat het wereldbeeld van de kerk niet meer van deze tijd is. Ik viel hun mening aan en ik verdedigde die van mij om ze te willen overtuigen. Het leek alsof ik mijn identiteit vooral wilde vormen door mij af te zetten tegen iets wat ik niet wilde zijn. Dat had tot gevolg dat de sfeer er niet beter op werd. We stonden met onze rug naar elkaar toe en gingen we het onderwerp voorlopig uit de weg.

Johan legt uit waarom geloven zoals vroeger niet meer gaat

Lees ook over:

Johan legt uit waarom geloven zoals vroeger niet meer gaat

Goede vragen stellen

Totdat ik de kunst van het vragen stellen leerde kennen. Ik las onlangs het boekje ‘Socrates op sneakers’ van Elke Wiss, wat gaat over de kunst van goede vragen stellen. Goede vragen zijn vragen die gaan over de ander. Een goede vraag blijft dichtbij het verhaal, de ervaring van de ander en gaat niet stiekem over mij, mijn beleving, mijn mening. Dat dat heel vaak per ongeluk wél gebeurt, heeft te maken met onze luistervaardigheid. En ik moet bekennen dat ik vaak maar half luister. Ik denk aan mijn to-do-lijstje terwijl de ander praat, ik denk aan wat ik zo meteen wil gaan zeggen of ik bedenk hoe ik mij zou gedragen in de situatie die de ander beschrijft. Goed luisteren is een blokkade voor een betekenisvol geloofsgesprek. 

In de geloofsgesprekken met mijn ouders probeer ik sindsdien alleen vragen te stellen zonder hun ideeën in te vullen. Ik vroeg aan mijn moeder hoe het voor haar is om te merken dat haar kinderen andere dingen zijn gaan geloven. Ik vroeg mijn vader of hij zelf ook wel eens twijfelt en vragen heeft. Ik merkte dat het ons allebei goed deed en dat mijn ouders vragen terug begonnen te stellen. 

Voorbij de angst

Volgens Elke Wiss is er, naast goed luisteren, nog een andere blokkade, namelijk angst. We zijn – als het om vragen stellen gaat – vaak bang voor dingen als:

  • ongemak bij de ander
  • onze eigen pijn en ons eigen ongemak
  • conflict, ruzie en algehele ongezelligheid

Zowel mijn ouders als ik zijn gevoelig voor een negatieve sfeer en dus gingen we soms het gesprek uit de weg. Maar die angst houdt de afstand tussen elkaar in stand. Terwijl openheid en het stellen van vragen juist die afstand kan verkleinen. Wat we allebei door de jaren heen geleerd hebben is dat we niet tegenover elkaar, of met onze ruggen naar elkaar toe te hoeven blijven staan. Er is ook de mogelijkheid om naast elkaar te staan en nieuwsgierig te blijven. Soms gebeurt dat letterlijk doordat ik een wandeling maak met één van mijn ouders waarbij we allebei, naast elkaar, in dezelfde richting wandelen. Al pratende kwamen we er dan achter dat de waarheid waarschijnlijk ergens tussen conservatief en progressief geloven ligt.

Verrijkende verschillen

Nieuwsgierig blijven is erkennen dat je iets niet weet. Ik heb moeten leren dat de ander altijd expert is als het om zijn eigen ervaring gaat. Mijn ouders en ik leren steeds beter om goede vragen te stellen zonder al te snel te ‘weten hoe het zit’ of op de ander neer te kijken. We weten inmiddels dat de felheid waarmee we soms in gesprek kunnen gaan alleen maar een teken is dat we gepassioneerd zijn over het onderwerp. We kunnen ons er allebei door laten raken omdat het zo’n groot deel van ons leven is. We worden steeds beter in luisteren en laten ons minder leiden door angst. We weten dat we van elkaar houden en komen steeds dichter bij elkaar, niet ondanks maar dankzij onze verschillende manieren van kijken. We waren het allebei eens toen mijn moeder onlangs deze uitspraak deed: ‘We zoeken allebei naar hetzelfde maar komen elk bij een ander gezichtspunt uit en dat is verrijkend’. 

Geschreven door

Johan de Jong

--:--