Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Na het lezen van dit stuk kijk je met andere ogen naar ‘innovatie’

Deel:

Geert Jan merkt het: alleen al het noemen van het woord ‘innovatie’ doet wonderen. Maar gaat onze zucht naar vooruitgang ons ook echt gelukkig maken? De Deense filosoof Kierkegaard werpt nieuw licht op zijn vraag. 

Om te beginnen moet ik toegeven dat ik aan het tegenovergestelde lijd van waar ik het over wil hebben: ik ben vaak niet vooruit te branden. In plaats van me enthousiast in nieuwe situaties te storten, kijk ik de kat liever uit de boom. Ik loop graag nog wat heen en weer tussen enerzijds en anderzijds voordat ik een beslissing neem. Ik herken me wel in de spreekwoordelijke ezel die midden tussen twee strobalen verhongert, omdat hij niet kan kiezen welke hij het eerst gaat eten.

Het ‘voorwaarts leven’ waar Kierkegaard het alsmaar over heeft, is voor mij dan ook een voortdurende schop onder mijn kont. Niet leuk om mee geconfronteerd te worden, maar broodnodig om niet weg te zakken in mijn beschouwend denkbadje gevuld met lauwwarm melancholisch piekerwater.

Op naar het volgende project

Dan lijken tegenovergestelde types het beter begrepen te hebben: de vernieuwers, de pioniers. De dappere dodo’s die zich met graagte werpen op the next big thing. Die zeggen dat de uitdaging voor hen verdwijnt als de zaken wat op orde raken en gaan lopen. Op naar het volgende project, de volgende baan, het volgende conflict (‘dan gebeurt er tenminste wat’) of de volgende partner (‘we daagden elkaar totaal niet meer uit’).

De publieke opinie is nogal op de hand van dit voortrennende slag mensen. Onze tijd heeft een bijna religieuze verering van innovatie en het menstype dat daarbij hoort. Zet ergens ‘innovatief’ voor en de belangstelling groeit, net als de kans op subsidies en prijzen. Alleen al het woord gebruiken doet wonderen.

Toch vraag ik me af of innovatie het ‘voorwaartse leven’ is dat Kierkegaard aanprijst?
Je raadt het al natuurlijk: nogal niet! Als je de voorwaartse beweging waar hij het over heeft met wandelen zou vergelijken, dan zijn we op dit moment bezig aan een dwaze collectieve marathon zonder eindstreep. Waarbij het wachten is op het moment dat we struikelend over onze eigen benen in een chaotische valpartij terechtkomen.

We raken zo los van de werkelijkheid

We dreigen collectief te verdwalen in ‘het fantastische’. Daarmee bedoelt Kierkegaard niet ‘het geweldige’, maar dat wat helemaal losraakt van de werkelijkheid. En de werkelijkheid, dat is voor hem altijd het punt waarop de mens zichzelf wordt. Niet de technologie is concreet en ‘echt’, maar de ‘geestelijke mens’. De mens begint pas echt te bestaan, te existeren als hij het aandurft om zichzelf voor God te zien staan.

Omdat ieder mens die mogelijkheid heeft, en niemand van een ander mens kan zeggen of hij zichzelf is of niet, past een eindeloos respect voor de enkeling, het individu. Ieder mens is volkomen gelijkwaardig aan ieder ander, en ieder mens wordt liefgehad en kan liefhebben. Dat concreet menselijke is de enige maat waarmee gemeten mag worden. En waar die menselijke maat wordt vergeten, bijvoorbeeld omdat de groei van kennis daar geen enkele boodschap aan heeft, daar gaat het goed mis.

“De wet voor de ontwikkeling van het zelf met het oog op de kennis, wil het waar zijn dat het zelf zichzelf wordt, is dat het toenemen van de kennis beantwoordt aan de mate van zelfkennis, dat het zelf, hoe meer het kent, des te meer zichzelf kent. Gebeurt dat niet, dan wordt de kennis, hoe meer ze toeneemt, des te meer een soort onmenselijk kennen. Daarbij wordt het zelf van mens verkwist, ongeveer op dezelfde manier als er mensen verkwist zijn bij de bouw van de piramiden.” (Uit: “De ziekte tot de dood”.)

Als het doel van dit bestaan is dat de mensheid grootste dingen ontwikkelt, waarvoor het leven van de enkeling geofferd mag worden, dan zijn we lekker bezig. Kennis is hard op weg letterlijk een ‘eigen leven’ te gaan leiden. En er zijn innovatieve types die ernaar uitzien dat de Homo Deus het voor elkaar krijgt om niet alleen de Homo Sapiens, maar ook zichzelf achter zich te laten. Die met vreugde het ‘internet der dingen’ zullen laten regeren over het menselijk gestuntel.

Durf ‘ja maar’ of ‘nee’ te zeggen

Als we Kierkegaard volgen en het doel van dit bestaan is dat ieder mens tot zichzelf komt in het vertrouwen dat Liefde het enige is dat ertoe doet, dan hebben we een probleem. Als menselijkheid geen te passeren station is, maar iets dat in alle kwetsbaarheid dagelijks vernieuwd (!) moet worden, dan is er altijd en voor iedereen werk aan de winkel. Dat levert in veel gevallen geen zichtbare bijdrage aan ‘de vooruitgang’, sterker nog het kan ervaren worden als ‘afremmen’.

De hijgerige innovatiezucht ter discussie stellen, ‘ja, maar’ zeggen in plaats van ‘let’s go for it!’ roepen, dat lijkt de boel op te houden. Maar christelijk gedacht wordt overal waar menselijkheid boven vooruitgang wordt gesteld de Eeuwigheid de tijd binnen gelaten, volgens Kierkegaard. Zoals de uitdrukking zegt: één slavenleven weegt ruimschoots op tegen een megalomaan graf voor een dode Farao. Of: ‘Wie één mens doodt, doodt de hele mensheid’. En ‘doden’ kun je een mens op heel wat meer manieren dan de lichamelijke. Denk daar maar eens aan als je de volgende innovatieve ontwikkeling krijgt voorgeschoteld. En durf dan ook eens ‘nee’ te zeggen.

Tenzij het je angst is waardoor je niet durft te veranderen. Dan moet je jezelf gewoon een schop onder je kont geven.

Geschreven door

Geert Jan Blanken

--:--