Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Lydia is heeft een haat-liefde verhouding met schermpjes. En vraagt zich af of dat anders kan...

Na een lange dag, pakt Lydia 's avonds toch vaak even dat schermpje voor afleiding en vermaak. Lekker makkelijk. Toch voelt het niet helemaal goed...

Deel:

Mensen doen het goed als ze zich verbonden voelen met elkaar en hun omgeving. Nu fysiek contact wordt beperkt door de coronamaatregelen, staat dat gevoel onder druk. We missen elkaar. Natuurlijk zijn er wel alternatieven. We maken bijvoorbeeld contact via een scherm.  Super natuurlijk. Wat hadden we zonder deze techniek gemoeten in deze crisis?

Maar nu het ineens via een scherm móét en echt contact niet mág, ervaren veel mensen duidelijker hoe belangrijk het is om elkaar echt te ontmoeten. Op zich is het wel grappig dat we massaal scherm-moe zijn, want eigenlijk beperkt ons contact zich al veel langer steeds meer tot contact via een scherm. Dat begon al met de introductie van de televisie. Toen die zijn intrede deed, veranderde er veel in het gezinsleven. In bijna iedere huiskamer staarden we iedere avond naar de magische kijkdoos. Maar we staarden meestal wel samen.

Ieder achter zijn eigen scherm

Bij ons thuis werd rond de tv heel wat afgecommuniceerd. Mijn broertje, zusje en ik moesten aan het begin van de week in de televisiegids aankruisen, waar we naar wilden kijken. Daar moesten we eerst over onderhandelen met onze ouders en daarna met elkaar. Toen ik ouder werd hoefde dat niet meer, maar moest ik in ieder geval nog ruzie maken met mijn huisgenoten over de afstandsbediening.

Nu zitten mijn man en ik achter ons eigen scherm, vaak ook nog met een koptelefoon en zo helemaal afgesloten van onze omgeving. We bepalen zelf waar we naar kijken en daar bemoeit niemand zich mee. (Nou ja: behalve dan het algoritme.) We kunnen een hele avond in dezelfde kamer zitten, in een totaal andere wereld, zonder ook maar één keer van gedachten te wisselen.

We kunnen een hele avond in dezelfde kamer zitten, zonder ook maar één keer van gedachten te wisselen.

Plant aan een fastfoodinfuus

Laatst zette een kort fragment uit een documentaire mij hierover aan het denken. Het ging over planten en wat er met ze gebeurt als ze kunstmest krijgen. Eerst even de context: ook planten functioneren het best in samenwerking met elkaar en hun omgeving. Planten kunnen namelijk communiceren. Onder de grond zit een gigantisch netwerk van schimmeldraden. (Ja, net als in Avatar) Wortels van planten maken verbinding met die schimmeldraden en geven door middel van chemische stofjes informatie door aan andere planten. Ook wisselen ze voedsel uit. Planten, schimmels, bacteriën en allerlei bodembeestjes vormen samen een complex communicatie-netwerk. Een prachtig kunststukje en essentieel voor de gezondheid van de aarde.

Als een plant kunstmest krijgt, gebeurt er iets geks.

Als een plant kunstmest krijgt, gebeurt er iets geks. Kunstmest is een chemische samenstelling van snelwerkende meststoffen. Je gooit het op het land, de plant neemt het op, de plant groeit: punt. Normaal werkt dat anders: bij het opnemen van humus of dierlijke mest heeft een plant de schimmeldraden en de bodembeestjes nodig om de voedingsstoffen op te kunnen nemen. Stofjes worden verwerkt, doorgegeven, uitgedeeld en weer teruggegeven binnen een kringloop, waarin iedereen met elkaar samenwerkt en elkaar beschermt en voedt. Wat blijkt nou: een plant die kunstmest krijgt, koppelt zich los. Hij heeft namelijk zijn eigen persoonlijke fastfood-infuus en heeft dus niemand nodig. Tenminste: dat denkt hij. Hij wordt wel groot, maar niet sterk. Hij is kwetsbaar voor belagers en ziekten en áls hij ziek wordt, staat hij er helemaal alleen voor.

Ik ben zo'n eenzame plofplant

Het beeld van zo’n eenzame ‘plofplant’ bleef bij mij hangen. Na een paar dagen mijmeren, viel het kwartje: ik lijk op een plofplant. ’s Avonds, na een lange dag, pak ik het eerste de beste scherm en heb binnen een paar klikken toegang tot een volledig op mijn eigen behoefte afgestemd entertainment-aanbod. Of dat aanbod me echt ‘voedt’ is de vraag, maar het is wel makkelijk. Het is licht verteerbaar en ik hoef niet eens te kauwen. Ik heb het niet nodig om contact te maken met anderen en waarom zou ik moeite doen, als er in mijn directe behoeften wordt voorzien?

Maar als ik een beetje lijk op die plofplant, moet ik me ook afvragen of ik zo eigenlijk wel echt gevoed wordt. En nog belangrijker, welk effect heeft dit dagelijkse dieet eigenlijk op mijn verbondenheid met mijn omgeving? Lukt het me nog wel om me af te stemmen op anderen? Luister ik nog wel echt? Ben ik nog wel in staat om ‘organische mest’ op te nemen of kan ik alleen gemakkelijke informatie verteren?

Juist nu, in een tijd van crisis, heb ik de verbinding met de mensen om mij heen hard nodig. Maar hoe dan? Ik zie ons thuis ook niet echt terug gaan naar het stoppen van sokken bij het licht van een petroleumlamp… Misschien maar beginnen met een voornemen: iedere avond eerst eens de stilte laten indalen, zodat ik na kan denken over welke ‘voeding’ er eigenlijk gezond voor me is. En daarna ouderwets samen ruzie maken om de afstandsbediening. Want een beetje ruzie maken, dat is ook verbinding.

Geschreven door

Lydia van Maurik

--:--