Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Lazarus staat op | Wenend ging hij de berg op

Rikko geeft op de vroege ochtend inspiratie om de dag bewust te beginnen. Hij leest om 6 uur de teksten uit een oud kerkelijk leesrooster en zo rond 7 uur deelt hij de gedachte die dan op-popt. Elke werkdag te lezen en te beluisteren.

Deel:

‘Wenend ging hij de berg op’ – PopUpGedachte maandag 3 februari 2019

Ook de groten der aarde, gaan er op een gegeven moment zomaar aan onderdoor. Ik weet niet of je de beelden van een wanhopige Raymond van Barneveld herinnert recent. De man is een dartlegende. Ik volg die sport niet, dus het zegt wat dat ik me die naam herinner. Het is een klank uit mijn studententijd. Ik gok zomaar dat hij het darten groot heeft gemaakt. En dan is het verlies hem teveel en het knakt hem. Totaal. Volgens hem had het leven geen zin meer.

Vandaag is het in de lezing de grote koning David. Je weet wel, van dat perfecte Michelangelo beeld, de jongste uit het gezin, ‘knappe jongen’ werd steeds maar gezegd, versloeg Goliath, weigerde Saul te doden want God zou hem wel op zijn tijd zijn plek geven, zorgde voor veiligheid – al deed-ie dat vrij oorlogszuchtig. De grootste onder de koningen van Israël en vandaag is-ie kapot. Helemaal stuk, hij met zijn keurtroepen en manschappen. Zijn zoon Absalom wil de macht overnemen en staat hem naar het leven. En zijn reactie is er niet één van macht, geweld en toorn. Dit staat er:

'In die dagen kwam bij David een bode met het bericht dat de Israëlieten de zijde van Absalom gekozen hadden. Daarop zei David tot al zijn dienaren die bij hem in Jeruzalem waren: “Vooruit, wij moeten vluchten; anders ontkomen wij niet aan Absalom. Als u niet haastig vertrekt, zal hij ons vóór zijn, ons in het onheil storten en zijn zwaard tegen de stad keren.” David ging de helling van de Olijfberg op. Wenend ging hij naar boven, het hoofd omhuld en barrevoets; ook al degenen, die hem vergezelden hadden hun hoofd omhuld en gingen wenend de berg op.'

David, de grote koning, met een doek om z’n hoofd en op blote voeten. Zijn machtige medestrijders ook. Huilend gaat hij voorop. Zo vervloekte verloren kan het zijn. De man houdt van zijn zoon, ziet zijn eigen einde onder ogen, wenst geen gevecht meer, heeft geen profetie meer in de benen, hoopt alleen nog op medelijden van de Eeuwige. Misschien dat hem dat nog zal redden.

Even verderop, als vertellersillustratie van de diepe put waarin David ronddoolt, begint een doldwaze man hem uit te jouwen en te bekogelen met rotzooi. Niemand rijgt hem aan een zwaard. David laat hem zijn gang gaan en zegt tegen zijn vechtersbazen: 

'"Kijk eens, mijn bloedeigen zoon staat mij naar het leven. Wat hebben we dan van een Benjaminiet te verwachten? Laat hem vloeken, want de Heer heeft hem dat ingegeven. Misschien ziet de Heer neer op mijn ellende en geeft hij mij het geluk weer terug, in plaats van zijn vervloeking van vandaag." Daarop vertrokken David en zijn mannen verder.'

Zo diep kan het gaan. Ik weet niet waar jij zit. Of je deze put van beneden uit kent. Maar zelfs als je’m niet van jezelf kent, ken je ’m vast van anderen. En als je deze put niet kent, is er geen enkele garantie te geven dat je zelf niet door deze bodem moet. Ik zeg het maar eerlijk. Of je nou Raymond, David, Rikko of nog anders heet; die put is nooit heel ver weg. Ik weet niet zo goed of ik dat wel wil weten, maar ik besef wel dat het waar is. En nee, dan is er geen kunstgreep, geen trucje, geen magische slinger die wel even bevrijdt.

David gaat wenend de berg op met mensen om hem heen die zonder na te denken hun leven voor hem zouden geven. David is de kunstenaar. De man die het himmelhoch jauchzende kent van psalmen, harp en overwinning. En het zwartste gat van verdriet en rouw en spijt en angst. Hij houdt een dun lijntje met de Eeuwige. Geen grote statements, een dun lijntje, de hoop dat de ellende van vandaag een einde heeft. En hij loopt door en laat het hoongelach van de buitenstaander – die ook het hoongelach van een innerlijke stem kan zijn – bestaan. Het is zo en David loopt. Dat wel. De ene voet voor de ander.

Op deze ochtenden ben ik dankbaar voor de realiteitszin van de boeken van de Bijbel. Het is niet zaak om het donker zo snel mogelijk op te lossen. Maar om er binnen te gaan en te durven blijven en dan te ontdekken dat de angst en de wanhoop toch niet het laatste woord hebben. Voetje voor voetje vooruit. De berg op. Wie weet.

Tot zover vanochtend. Een hele goede week gewenst, hoe je ook in het vel zit vandaag. En hoe het je vrienden en geliefden vergaat. Aan jou en hen vrede gewenst. En alle goeds.

Hier vind je drie tekstgedeelten die Rikko vanochtend las.

Geschreven door

Rikko Voorberg

--:--