Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Een nachtgedachte van de Theoloog des Vaderlands, Stefan Paas

Deel:

Hoogleraar theologie Stefan Paas is de nieuwe Theoloog des Vaderlands. Afgelopen zaterdag kreeg hij de titel overgedragen van Claartje Kruijff tijdens de Nacht van de Theologie. Hij besloot de avond met een nachtgebed waarvan de tekst hieronder te lezen is. 

God, ze zeggen dat u terug bent.
Er worden boeken over geschreven, dus het is zo.

Blijkbaar was u dan een tijd lang weg.
Niet overal, niet voor iedereen, maar toch wel hier bij ons.
Ook daarover is veel geschreven, dus ook dat moet wel waar zijn.
Maar ik kan niet helpen dat ik dan denk: waar was u dan die hele tijd?

‘Is hij misschien op reis?’, vroeg een profeet lang geleden. ‘Heeft hij zich afgezonderd? Roep je wel hard genoeg? Probeer het nog eens. Misschien slaapt hij.’
Dat zei hij over Baäl, toen zijn priesters zich wanhopig afvroegen waar hun god toch uithing. Hij maakte zich nogal vrolijk over mensen die zo dachten over God.

Dus als u dan inderdaad terug bent, dan blijf ik me afvragen waar u dan was.
Of kan het zijn dat we de woorden niet vonden, de tekenen niet zagen?

Vaak denk ik over u als over Nepal. Of Australië, Vuurland of Antarctica. Een ver land met woeste bergen of sneeuwwitte stranden, gletsjers en vulkanen. Een uitdagende bestemming.

Daar komt men alleen na een lange reis door verschillende tijdzones. Daar moet je je best voor doen: bagage pakken, inentingen halen, de Lonely, Lonely Planet doorkruisen.

Zo’n God waar je pas na een lange reis aankomt, zo’n God kan gemakkelijk weg zijn. Vetrokken. Onvindbaar. Te afgelegen voor normaal toerisme. Dood misschien. Begraven ergens ver weg, op een vergeten plek.

Maar wat als het waar is wat soms wordt gefluisterd: dat u dichtbij bent, dichterbij dan onze halsslagader? Dichterbij dan m’n ademhaling? ‘In God leven wij, bewegen wij, en zijn wij’, zei Paulus – toch geen man die opzag tegen reizen. Als hij aan u dacht, dacht hij blijkbaar aan een baarmoeder, niet aan Nepal.

Wat als u zo dichtbij bent dat we al te gemakkelijk over u heen schreeuwen? Zo dichtbij dat onze woorden u ongeloofwaardig maken, zoals onze adem direct begint te stokken als we er bewust aan denken en erover praten?

Zo nabij dat u uit beeld verdwijnt. Kun je je ogen zien? Je oren horen? Je hersens denken? Spreken over u?

Misschien hebben we wel te veel over u gepraat. Te vaak u tot een probleem gemaakt, een onderwerp, een thema, een titel. Te hartstochtelijk hebben we misschien uw bestaan verdedigd – alsof de Eeuwige niets anders te doen heeft dan bestáán!

Als u al begraven was, dan toch onder onze woorden.

Misschien zijn we vergeten dat we in u leven en zijn, in u spreken over u, alleen in u u kunnen verlaten, alleen in u niet in u kunnen geloven. Misschien zijn we ons te weinig ervan bewust dat elk woord aan u een woord is uit u. Gekend worden komt voor kennen, bemind worden voor beminnen. De diepte spreekt tot de diepte.

En zo, trouwe God, begin ik te denken dat u niet ‘terug’ bent. Want waarheen zou u gaan voor uw oog? Ging u in de diepte, u zou er zijn. Steeg u ten hemel op, u zelf zou daar zijn. Voor u en voor ons is er geen ontkomen aan u.

En dus, God, is dit onze gedachte voor de nacht:

Wij gaan slapen, wij zijn moe.
Vader, houd ook deze nacht
over ons getrouw de wacht.

--:--