Ga naar submenu Ga naar zoekveld

We hebben Harry Potter nodig om het christelijke verhaal te kunnen bevatten

Hoe komt het toch dat fantasyverhalen zo’n sterke aantrekkingskracht hebben, vraagt Gertine zich af. Is dat eigenlijk wel goed? Ja, is het antwoord: ‘Het evangelie zelf is het ultieme fantasyverhaal’

Deel:

Toen ik de Lord of the Rings-films voor het eerst zag, droomde ik de hele nacht over Frodo, orks en magistrale landschappen. Toen ik de Harry Potterboeken las, moest ik huilen omdat Perkamentus doodging. Ik ging twee keer naar de film Avatar in de bioscoop, omdat ik gewoonweg geen afscheid kon nemen van die betoverende lichtgevende planeet. En een paar weken geleden verdween ik volledig in een epos van een Amerikaanse schrijfster vol elfen en feeën en magie en helden en slechteriken en epische oorlogen. 

De overeenkomst tussen deze verhalen? Het is fantasy. Een genre vol magie en mythologie, waarin de strijd tussen goed en kwaad centraal staat: de vernietiging van al het mooie en goede staat op het spel - en de held van het verhaal moet veel moeilijkheden overwinnen om de wereld te redden. Fantasyverhalen kunnen mij als geen ander literair genre meezuigen in hun fictieve werelden. 

Feit versus fictie

Toen ik midden in mijn laatste fantasy-obsessie naar een zondagse evensong ging in Cambridge, gebeurde er iets vreemds. Want daar in die mooie kapel hoorde ik ook over een glorieus epos. Over de overwinning op de machten van deze wereld. Over de opstanding uit de dood. Over goed en kwaad. Over wanhoop en hoop. 

Dat verwarde me. Van dat verhaal geloven christenen dat het geschiedenis is. Geen fictie, maar feit. Maar toch kwam het me plotseling zo wonderlijk voor.  

Ik staarde naar een schilderij van Maria die bezocht wordt door een engel, die haar vertelt dat ze de moeder zal worden van de redder van de wereld. En ik vroeg me af: hoe is dat christelijke verhaal ánders dan de verzonnen verhalen en fictieve werelden van schrijvers en filmmakers? En wat is het toch in fantasy dat zo’n sterke aantrekkingskracht op me heeft, zoveel meer dan andere literaire genres? 

Tolkien

Voor een antwoord op die vragen moet ik natuurlijk bij de twee grootheden op dit gebied zijn: J.R.R. Tolkien en C.S. Lewis. Beide niet alleen academische literatuurwetenschappers, maar ook christen en schrijvers van wat we nu fantasy noemen. Allebei schreven ze ooit een goed toegankelijk essay over de verhouding tussen sprookjes en mythes en het christelijke verhaal. (On fairy stories – J.R.R. Tolkien / Myth became fact – C.S. Lewis.) 

Ik deel hier graag hun wijsheid die mij hielp om niet alleen mijn fascinatie voor fantasy beter te begrijpen, maar me ook een nog dieper inzicht gaf in het Evangelie. 

‘Fantasy is een vorm van lofprijzing’

Fairy tales, zo zegt Tolkien, zijn een verrijking van Gods schepping. Wie een fictieve wereld creëert, schept iets nieuws dat eerder nog niet was. Dat is een vorm van lofprijzing. Je brengt als schepsel het beeld van God in jezelf tot uitdrukking door met creativiteit en fantasie nieuwe personen, gebeurtenissen en zelfs werelden tot leven te brengen. 

Die nieuwe werelden, ‘secundaire werelden’, zoals Lewis en Tolkien ze noemden, helpen ons om onze eigen wereld, de ‘primaire wereld’, met nieuwe ogen te zien. Meer nog dan bij andere genres word je als lezer of kijker gestimuleerd om jezelf te verwonderen over wat je ziet. Er is één ding wat daarbij het allerbelangrijkste is. En dat is: het happy end. Of, met een gewichtiger woord: de eucatastrofe. 

Happy end

Vreugde is het kenmerk van ieder fantasy-verhaal. De draak wordt verslagen, de slechte koning is dood, de held zegeviert. De moeilijkheden waren groot, de avonturen duister, maar er komt een moment van omkeer. Een plotselinge wending, een beweging van wanhoop naar hoop, van ellende naar bevrijding. Dat is de eucatastrofe, de ‘goede wending’, die vreugde teweeg brengt. 

Als je zelf ook fantasy leest, dan zul je zien dat alle verhalen uiteindelijk goed eindigen. Voldemort, Sauron, de white witch, ze worden verslagen. De held overwint. 

Dat goede einde is geen naïeve vlucht uit de rauwe werkelijkheid of een ontkenning dat kwaad bestaat, zegt Tolkien. Het is genade. Plotselinge, wonderlijke genade, die nooit vanzelfsprekend is. Juist het bestaan van het kwade maakt de vreugde om het goede einde oneindig diep. 

De goede afloop geeft Vreugde met een hoofdletter. Het was die Vreugde die C.S. Lewis op het spoor zette van het christelijk geloof. De Vreugde die we ervaren in fantasyverhalen is een weerspiegeling van onze werkelijkheid – want de Vreugde is onze eigen geschiedenis, onze ‘primaire wereld’ binnengekomen. 

Het evangelie is een mythe 

De evangeliën zijn óók een mythe. Een mythe met de grootste eucatastrofe van allemaal. Hier wordt het ingewikkeld, omdat wij gewend zijn om een strikt onderscheid te maken tussen verhaal en geschiedenis. Voor sommige christenen is zelfs alleen al het feit dat je over ‘het christelijk verhaal’ spreekt een reden om je in een verdacht hokje te stoppen. 

Maar Tolkien en Lewis zeggen beiden dat het narratieve karakter van de incarnatie juist bijdraagt aan ons begrip ervan. ‘The heart of Christianity is a myth which is also a fact’, zegt Lewis. Mythische verhalen overstijgen ons denken, ze spreken ons aan op een ander niveau. Wie geniet van een goed verhaal ervaart iets van de Vreugde die met alleen maar denken en redeneren een abstractie blijft. Door het evangelie als een verhaal, een mythe, te begrijpen, komt de incarnatie van Jezus Christus op een nieuwe manier tot ons.  

We hebben onze verbeeldingskracht nodig om het christelijke verhaal te kunnen bevatten. Het is een mythe met inderdaad dezelfde elementen als andere fantasyverhalen: goed en kwaad, hoop en wanhoop, de enkeling tegen de meerderheid. Maar het verschil ligt hier: de mythe van het evangelie is feit geworden. Het is echt gebeurd. Het is de Ware Mythe. 

Het verhaal van de incarnatie is een verhaal met een goed einde, het ware goede einde, en is daarmee het bestaansrecht van onze hoop en ons verlangen naar een goede afloop van ons leven. In het goede einde van de opstanding zien we de ware Vreugde. Zo omvat het verhaal van het evangelie al onze zelfgemaakte verhalen. Goede imaginaire werelden met een happy end weerspiegelen iets van Gods waarheid: namelijk dat het goede uiteindelijk zal overwinnen. 

Niet zonder littekens 

Het happy end is niet goedkoop of gemakkelijk. Jezus is de held van de evangeliën, hij overwint het kwaad en de dood. Maar niet zonder littekens. Hij is veranderd na de kruisiging en draagt zichtbaar het geleden kwaad met zich mee. Het verhaal van de incarnatie is goed nieuws, maar komt er niet zonder tegenslag, niet zonder pijn, niet zonder diep verdriet. 

Ik denk dat ik daarom zo gegrepen kan worden door fantasy. Omdat het raakt aan mijn eigen verlangen naar een goed einde, en naar een wereld die méér is dan alleen dat wat we feitelijk zien. Omdat ik ook worstel met het duister dat het goede zo vaak tegen lijkt te houden. Omdat ik me wil blijven verwonderen over de schoonheid in deze wereld, en wil blijven geloven dat het kwaad niet het laatste woord heeft. 

Om een gelovige te kunnen zijn, is het niet nodig om een geleerde of een filosoof te zijn. Je mag ook een dichter zijn. Een dromer. Een fantast. Je creativiteit gebruiken om mee te doen in Gods schepping. En verhalen creëren met een happy end - omdat deze werkelijkheid ook een happy end kent. 

Geschreven door

Gertine Blom

--:--